Ook als het nieuws even niet zo goed uitkomt, moeten militairen kunnen zeggen wat zij willen
Minister Bijleveld wordt nooit moe te benadrukken dat zij groot voorstander is van meer transparantie binnen haar defensieorganisatie. Maar een nieuwe richtlijn over hoe haar personeel om dient te gaan met de buitenwereld, wijst op het tegendeel. Niet meer openheid, maar juist geheimhouding lijkt het devies. Dat past niet bij een moderne krijgsmacht.
Na lang aandringen heeft minister Bijleveld begin dit jaar een ambtelijk beleidsstuk openbaar gemaakt. Het heet ‘Extern optreden, mediacontacten en publicaties’, ook wel bekend als Aanwijzing SG A/978. Het bepaalt dat militairen of burgermedewerkers bij Defensie eerst bij het ministerie toestemming moeten vragen voordat zij een artikel of boek publiceren of met journalisten en Kamerleden kunnen praten.
De Aanwijzing, die sinds februari van dit jaar van kracht is, maakt militairen boos, vooral vanwege de kleinerende houding die eruit spreekt. Terecht wordt de vloer ermee aangeveegd. Deze ambtelijke aanwijzing belemmert niet alleen een vrije openbare gedachtenvorming van militairen, maar het beknopt ook het werk van journalisten en politici.
De Nederlandse regering stuurt sinds 30 jaar met grote regelmaat militairen op missie naar gebieden waar zij soms ronduit in oorlogsomstandigheden terecht komen. Zij staan daar onder disciplinair gezag, maar vervolgens mogen zij zich als volwassen burgers niet uitlaten over hun werk. Defensie hanteert kennelijk als stelregel dat dergelijke uitlatingen de eigen belangen doorgaans niet dienen. Vanwege dit wantrouwen moeten militairen daarom eerst aan Directie Communicatie toestemming vragen om informatie te delen. Wie dat niet doet, riskeert gestraft te worden.
Betrokken militairen zeggen de Aanwijzing te ervaren als een harde afwijzing van hun betrouwbaarheid. Het meest bijzondere aan de kritiek van een aantal officieren is dat zij zich zorgen maakt over de slechte invloed van het gebrek aan transparantie op het werk in het buitenland en op het operationele vermogen. Ook als het nieuws even niet zo goed uitkomt, moeten militairen kunnen zeggen wat zij willen, stellen zij. Een verkillend effect wordt gevreesd.
De pers was altijd een bron van inzicht in de opvattingen en ontwikkelingen binnen de krijgsmacht. Kan dat nog met dit nieuwe beleid? De media hebben de laatste jaren soms geheimen onthuld door contacten in de krijgsmacht. Het vergisbombardement op een woonhuis in Mosul, Irak, in september 2015 is daar een goed voorbeeld van. De Telegraaf sprak met de betrokken piloot hierover. Maar ook NRC en NOS onthulden geheimen, namelijk dat Nederland verantwoordelijk is voor het bombardement op Hawija, waar 70 burgers bij omkwamen. Dit zijn enkel twee voorbeelden, die direct tot allerlei politieke actie leidden.
De vraag is ook wat deze Aanwijzing betekent voor vakbondswerk en het recht van militairen om ernstige misstanden openlijk aan de kaak te stellen. Dat is de laatste jaren meerdere malen gebeurd, uiteraard volledig terecht. De klachten, die via de pers naar buiten komen, maken het de leden van de Tweede Kamer mogelijk hun controlerende werk te doen. Maar kunnen volksvertegenwoordigers straks nog wel spreken met militairen over hun praktijk zonder ‘begeleiding’ van de Directie Communicatie?
De Aanwijzing van Bijleveld stelt iedere medewerker van Defensie mogelijk voor een dilemma. Militairen zijn burgers, weliswaar in uniform, maar ook zij moeten van alle burgerlijke vrijheden gebruik kunnen maken. Daarnaast, als Nederlandse militairen ingezet worden in verre landen ten bate van de mensenrechten, dan is het in het wel bijzonder vreemd dat hun eigen vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt. De Aanwijzing moet hierom worden ingetrokken.