We moeten voorkomen én genezen en daarvoor moeten we naastenzorg terugbrengen als pijler in de samenleving.
Afgelopen dinsdag bracht de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) een gevraagd advies uit aan staatssecretaris Paul Blokhuis over een structureel andere aanpak voor het terugdringen van dakloosheid in Nederland. Belangrijk want het aantal daklozen verdubbelde de afgelopen tien jaar naar bijna 40.000.
Niemand wordt ‘ineens’ dakloos, stelt de Raad. Aan dakloosheid gaat vaak een (jarenlange) opeenstapeling van problemen vooraf. Als oorzaken noemt ze onzeker werk, een onzeker inkomen, onzeker thuis en een uitgeput sociaal netwerk. Ze adviseert vooral in te zetten op huisvesting en minder regels. Of concreet: meer kleine woonvormen creëren, huisuitzettingen bij huurachterstand verbieden, dreigende dakloosheid beschouwen als vraag om hulp, creatieve eigen woonoplossingen tijdelijk toestaan, flexibel zijn met regels zodat mensen niet nog verder in de problemen raken.
Dat klinkt plausibel en structureel, maar de Raad raakt hiermee slechts de gevolgen aan van nog dieper liggende oorzaken. Dakloos word je namelijk niet op je twintigste of op je dertigste, omdat je geen huis meer hebt, maar dakloos word je al in je jeugd. Dat is mijn conclusie na mijn onderdompeling in dakloos Groningen en het schrijven van mijn roman ‘Donkerder’ gebaseerd op jeugdverhalen van mensen die op straat leven. De ellende begon vaak al vlak na of zelfs voor hun geboorte. Een slechte hechting of huiselijk geweld was bijna altijd de oorzaak. Vanaf het begin kon het eigenlijk alleen maar ooit eens mis gaan.
Hoe lossen we dakloosheid wél op? We moeten voorkomen én genezen en daarvoor moeten we naastenzorg terugbrengen als pijler in de samenleving. Door brede vorming een vaste plek te geven op scholen, door kunstenaars ons een spiegel te laten voorhouden, door zorgprofessionals meer ruimte te geven hun werk met aandacht te doen en door gewoon weer naar elkaar te luisteren en gewoon weer naar elkaar om te kijken. Omkijken naar onze ouders, onze kinderen, onze buren, onze naasten. Want iedereen kan dakloos worden. Ook als het wel goed met je lijkt te gaan.