Binnen hulporganisatie Amnesty International heerst ‘een cultuur van wit privilege’. Dat blijkt uit een intern onderzoek naar hoe medewerkers binnen de organisatie worden behandeld. Het onderzoek werd ingesteld nadat acht huidige en voormalige medewerkers van het kantoor in het Verenigd Koninkrijk aan de bel trokken over rassendiscriminatie op de werkvloer en het vertrek van leidinggevenden eisten.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat leidinggevenden geregeld het N-woord en P-woord (een Britse racistische term in het recente verleden ook gebezigd door premier Boris Johnson ) gebruiken. Wanneer medewerkers daar iets van zeiden, werd hen te verstaan gegeven dat ze overgevoelig waren. Ook wordt werk van zwarte medewerkers systemisch en voortdurend zonder aanleiding in twijfel getrokken en worden niet-witte medewerkers gepasseerd bij projecten en promoties. Er zou daarnaast te weinig rekening gehouden worden met diverse religieuze achtergronden wat tot problematisch gedrag leidt en vooral via email wordt er veelvuldig agressief gecommuniceerd, vaak gericht aan medewerkers in zuidelijke landen.
Vorig jaar juni richtte het internationale bestuur van Amnesty een email aan de organisatie. Daarin stond dat racisme ingebed is ‘in de complete organisatiestructuur’, die gevormd is door ‘koloniale machtsdynamieken en grenzen’ die alomtegenwoordig waren bij de oprichting in 1961. Ook gaf het bestuur toe dat ondanks ‘zwaarbevochten veranderingen in recente jaren’, het gros van de invloed en beslisbevoegdheid in handen is van ‘witte mensen uit noordelijke landen’. Daarnaast werd erkend dat er vooroordelen en ongevoeligheden heersten op het internationale hoofdkantoor in London, van waaruit wereldwijd beleid wordt gemaakt en onderzoekers worden aangesteld.
Het rapport van het interne onderzoek werd in oktober 2020 al uitgegeven, maar niet met de pers gedeeld. Amnesty heeft gezegd excuses aan te bieden aan alle medewerkers die te maken hebben met discriminatie. De organisatie erkent dat er op veel niveaus geen volledige gelijkheid bestaat en noemt de ervaringen zoals omschreven in het rapport “onaanvaardbaar”. Ook laat Amnesty weten dat de beschuldigingen van racistisch taalgebruik zijn “afgehandeld in overeenstemming met personeelsbeleid” en dat er na verschijning van het rapport werk van gemaakt is om pro-actief “de onderliggende oorzaken van de vastgestelde problemen aan te pakken”.