Deze crisis was voor mij een reality check met een realiteit waarmee ik nog even niet geconfronteerd wou worden.
Hoewel ik mezelf niet graag classificeer, kan ik niet ontkennen dat ik een enorme hopeloze romanticus ben. Leven alsof je in een film zit is voor mij gewoon geworden. Maar het is lastig om de bijna bedrieglijke schijn op te houden wanneer je interne monoloog van een roman is veranderd in een thriller.
Op het moment van schrijven is het 226 dagen, oftewel 5426 uur sinds 15 maart. De dag waarop alles in één klap anders werd. Begrijp me niet verkeerd, ik mag niet klagen. Maar het is inmiddels moeilijk om dat niet te doen. De fomo naar een leven wat niet meer is, begint mij als een baksteen naar beneden te trekken. Het leven voelt uitzichtloos, en ik heb het zwaarder dan ik misschien zou willen toegeven.
Het is immers zo dat ik gezond ben, een baan en sociale contacten heb. Ik ben niet één van de verliezers in deze crisis. Toch voelt het elke dag meer alsof de ziel uit het leven is verdwenen.
Ik flirt graag met de drukke straten van de stad. Maar ze gaan niet meer in op mijn avances nu ze leeg zijn. Je kunt niet dansen met de sterren als er geen muziek speelt. Waar ik mezelf de eerste maanden nog wel durfde te vertellen dat er wel weer iets zou komen om mij in te verliezen, hou ik nu krampachtig vast aan datgene wat nog is.
Zelfs dit schrijven voelt bijna aanstellerig, en irritant. Je kunt niet schreeuwen om hulp als iedereen het even zwaar heeft. Vragen om meer, of om een luisterend oor, voelt als vragen om privilege. Kreten als “Houd moed, en blijf gezond” hebben door de routine hun kracht verloren.
Deze crisis was voor mij een reality check met een realiteit waarmee ik nog even niet geconfronteerd wou worden. Veel vrienden bleken vage kennissen. En ik bleek mezelf keihard voor te liegen door te zeggen dat feesten niet mijn enige uitlaatklep was.
Als een soort laatste wanhoopsdaad naar normaal, heb ik soms de drang om mensen die ik niet meer spreek te bellen. Maar wat zeg je dan, als je niet kunt beginnen met “Hey, ik heb je al een tijd niet gezien. Laten we weer eens afspreken.” Ver weg wonen van de mensen waarvan je houdt lijkt een prima idee als de wereld nog toelaat ze te bezoeken. Soms heb ik er zelf een beetje spijt van dat ik nooit in een goor studentenhuis ben gaan wonen. Omringd zijn door chaos klinkt op dit moment namelijk als een mooie droom.
Steeds meer jonge mensen krijgen depressieve gevoelens, ik snap dat wel. Geen klasgenoten zien, geen bijbaan meer hebben maar wel een dure studie volgen, lage onderwijskwaliteit, geen feesten, geen avonden meer om verliefd op te worden. Het is allemaal best wel leeg, en oppervlakkig.
Je voelt niet dat het kouder wordt als het al tijden winter is. En nu de meeste mensen al onderkoeld zijn geraakt, is het wachten tot de eerste zullen bevriezen. Ik hoop dan ook oprecht dat er een warme deken komt voor de jongeren die dreigen te sneuvelen. Het mag nooit zo zijn dat de ene crisis, de andere stille ramp op de achtergrond verbloemt.
Het is nog even volhouden, nog even zeggen “Het komt wel goed.” Nog even jezelf valse hoop geven, en plannen maken waarvan je stiekem al weet dat ze toch niet doorgaan. Nog even overleven.
Dus laten we blijven praten, en denken aan degenen die nu misschien vergeten worden. Zodat we in de toekomst weer een leven hebben om verliefd op te kunnen worden.