© Foto: Nationaal Archief
Media verbazen zich over de grote rij aspirant-leden bij de ingang van het Amsterdamse Studentencorps. Wat meer naïeve collega’s vragen zich in gemoede af of de oudste dochter van ons staatshoofd nog wel lid wil worden van dit bolwerk van seksisme.
Natuurlijk die rijen, natuurlijk Amalia. Want het corps is elitair.
Zowel vervelend daarom als slaapverwekkend als er weer eens corporale misdragingen in het nieuws komen, zijn de repeterende ‘maar toch’-verhalen. Zoals: 'Wat voor velen onbegrijpelijk is, is dat het leven bij het corps ondanks alles erg leuk is. Als je er tenminste de fijnbesnaarde, slimme, getalenteerde mensen weet te vinden. Die zijn er volop.’ Die zijn er natuurlijk ook volop in andere studentenverenigingen.
Vroeger hoorde je zulke verhalen zelfs over de militaire dienst. Al lijken ze tegenwoordig minder wervend bedoeld, meer als apologie voor het feit dat spreker ooit lid van zo’n merkwaardige club was. Maar voor het niveau van je netwerk is het corps instrumenteel en praktisch gewoon gunstig.
Zowel vervelend als gevaarlijk zijn de verklaringen van amateur-sociologen voor corporaal wangedrag als een recent verschijnsel. Sander Schimmelpenninck gaf ooit de schuld aan de hbo-studenten die tegenwoordig corpslid mogen worden. Anderen: 'Inmiddels is de kijk-mij-eens poenerigheid die we van sociale media kennen allang doorgedrongen in corporale kringen.’
Wat moet het vroeger heerlijk toeven zijn geweest, in een corps zonder hbo-ers, 'macho’s en patsers voor wie welvaart vanzelfsprekend is en die worden beloond voor extreem gedrag.’
Daarom een voorbeeld van iets meer dan een eeuw geleden. De groentijd van het Amsterdamse corps begon in 1921 op donderdag 15 september. Het ritueel bleef deze keer niet beperkt tot het traditionele ‘biggen’: dringen en duwen. De foeten moesten onder stoelen en tafels doorkruipen, werden met bier en spuitwater nat gegooid. Er werd geschopt, geslagen, gevloekt.
Een bebrilde jongeling uit de Achterhoek moest het hierbij speciaal ontgelden. De kleren werden hem van het natte lijf getrokken en toen men hem ook nog in zijn onderbroek voor een open raam liet poseren en vervolgens door het trappenhuis joeg, werd het hem allemaal te veel. Weg, weg, naar het ouderlijk huis in Eibergen.
De bebrilde jongeling was Menno ter Braak, deze dagen door de herdruk van diens Het nationaal-socialisme als rancuneleer de held van Bas Heijne, Roxane van Iperen, Geert Mak en Sander Schimmelpenninck.
Het ontgroeningsverhaal komt uit Léon Hanssens biografie van Ter Braak. De Achterhoekse student was door deze ervaring zeer getraumatiseerd, al werd hem vanuit het macho-perspectief uiteraard lafheid verweten.
Navrant is ook wat Hanssen over het destijdse academische klimaat vertelt.
Juist toen kwam in het studentenleven een hervormingsbeweging in zwang: als reactie op de onthutsende ervaring van de grote oorlog was er bij de toekomstige leiders van de Nederlandse samenleving, zoals de studenten zich voelden, grote behoefte aan een nieuw idealisme en saamhorigheidsgevoel.
Vergeefs. Zoals ook honderd jaar later de beoogde corporale cultuurverandering een façade blijkt.