Het RIVM heeft eenzelfde beleid als China en de WHO: geruststellen, duimen en bidden
Een maand geleden druppelden de eerste berichten binnen over de uitbraak van een mysterieuze ziekte. Op de laatste dag van vorig jaar rapporteerde China aan de Wereldgezondheidsorganisatie WHO dat het ging om zevenentwintig mensen met een longontsteking waarvan de ziekteverwekker onbekend was. Twee dagen later lees ik erover in mijn e-mail, en als bijna gespecialiseerd longarts met uitbraken als mijn ‘hobby’ volg ik de berichtgeving nauw. Een week later is het duidelijk dat het om een nieuw Coronavirus gaat, en dat is het moment dat ik mijn collega’s inlicht, net voordat de media het groots oppikken.
Aanvankelijk oogt de reactie van China adequaat. Het is immers eerder regel dan uitzondering dat de verwekker van een longontsteking bekend is, dus dat er zevenentwintig gevallen in een Chinese miljoenenstad nodig waren voor dat er aan de bel te getrokken wordt, klinkt heel redelijk. Persoonlijk begin ik aan de getallen te twijfelen als er betrekkelijk veel gevallen in het buitenland worden ontdekt en als besmettingen onder verpleegkundigen en artsen worden gerapporteerd. Hoe kan het dat er zelfs een arts komt te overlijden terwijl maar steeds benadrukt wordt dat vooral ouderen en mensen met een zwak gestel de dupe zijn?
In de loop van de vorige week kwam het aantal bevestigde gevallen pas goed op gang, getallen die niet te rijmen vielen met bijvoorbeeld de reproductiewaarde van de uitbraak, wat iets zegt over hoe effectief een virus zich verspreid. En er zijn meer tegenstrijdigheden in de Chinese berichtgeving. Er heerst dan veel onzekerheid: wat zeggen de getallen precies? En, oh ja, er is nog een zorgwekkende bijzonderheid: geïnfecteerde mensen kunnen zelfs zonder zelf klachten te ervaren, als ze asymptomatisch zijn, anderen besmetten. Het virus gaat dus als het ware ondergronds, wat het traceren van infectiebronnen zal bemoeilijken.
Verschillende onderzoeksgroepen concluderen dat het aantal besmettingen in werkelijkheid veel hoger ligt dan gerapporteerd. Tienduizenden, misschien wel honderdduizend mensen zijn inmiddels al besmet. En de epidemie is al maanden aan de gang. De enige mogelijkheid die er nog is om een pandemie, een wereldwijde epidemie, te voorkomen, is het beperken van verkeer van mensen, zoals binnen China inmiddels gebeurt.
Ondertussen treuzelt het Westen. De onduidelijkheden van de uitbraak zouden de WHO eigenlijk moeten doen besluiten een wereldwijde noodtoestand uit te roepen, maar ze durven niet. De directe economische impact ervan is namelijk enorm. Het is lastig beslissingen te nemen als er onzekerheid heerst. Dus wachten ze af. Maar waarop wachten ze? Want het wordt pas duidelijk hoe groot een ramp wordt, als die zich voor je ogen voltrekt. Bij een epidemische dreiging als deze kunnen ingrijpende beslissingen niet wachten. Draai ze liever na een paar dagen terug, als de maatregelen overbodig blijken.
Maar hoe groot is de kans dat we met wereldwijde verspreiding te maken krijgen eigenlijk? Ik heb het mezelf afgevraagd, ik heb het mijn collega’s gevraagd, artsen die over de hele wereld werken aan infectieziekten, aan Global Health, aan het beteugelen van uitbraken. Het is onwaarschijnlijk dat de epidemie tot China beperkt blijft, is de algemene indruk. Maar het probleem is en blijft dat we het niet weten omdat we niet weten wat we niet weten. Niemand weet het, ook niet bij de Wereldgezondheidsorganisatie.
En niemand durft een ingrijpende beslissing te nemen. Want de economie. Ja, de economie. De economische impact van een mogelijke pandemie lijkt de dames en heren meer bezig te houden dan het fysiek welzijn van miljoenen mensen. Het is een verslaving, die economie van ons, want rationeel handelen zou momenteel inhouden het internationaal verkeer zoveel mogelijk te beperken, tot we weten welke kant het op gaat. Maar we nemen liever het onzekere voor het zekere dan het zekere voor het onzekere. Het RIVM heeft eenzelfde beleid als China en de WHO: geruststellen, duimen en bidden.
Overheden stellen prachtige Q&A’s op. Want dat hebben ze van disfunctionerende klantenservices geleerd: als je zelf de vragen stelt, zijn ze gemakkelijk te beantwoorden. Maar hoe groot het risico op een uitbraak alhier wordt ingeschat, vind je er niet terug. Ook niet hoe ze in Bilthoven het probleem van asymptomatische ziekteverspreiders denken aan te pakken.
Misschien valt het aantal sterfgevallen inderdaad wel mee. Misschien is het inderdaad zo dat een uitbraak in Europa uiteindelijk slechts zorgt dat er een aantal plekken vrijkomt in bejaardentehuizen, zoals een collega nogal respectloos opmerkte. Maar hoe denken we zorg te leveren aan grote aantallen mensen met ernstige longontsteking, die we zelfs het liefst in isolatie zouden verplegen? Zijn de tweehonderd klaarstaande ic-bedden genoeg, of gaan we het RIVM-terrein in Bilthoven ombouwen tot een ziekenhuis? En gaan de directeuren bijspringen in de verpleging?
De diensten die over onze volksgezondheid waken, zitten gelukkig niet stil. Op allerlei wijzen bereiden ze zich en de medische diensten voor. Ze proberen ze zo snel en effectief mogelijk in te grijpen als er gevallen worden opgespoord. Het kan werken, al wordt het bemoeilijkt door onder andere de incubatietijd, de asymptomatische ziekteverspreiders en de mogelijkheid dat er onder de radar al verspreiding binnen Europa aan de gang is, onder mensen zonder duidelijke link met Wuhan of China. Dat scenario is vooralsnog gelukkig slechts theoretisch, niemand weet hoe waarschijnlijk het is. Dus laat ik me aansluiten bij het beleid van het RIVM: duimen. Het geruststellen en bidden besteed ik liever aan anderen uit.