Alleenstaande moeders zijn een groep waar weinig aandacht voor is, maar die ongenadig illustreren wat er mis is met de manier waarop onze samenleving economisch is georganiseerd
Op een dag ging Carol naar de super met haar twee kinderen van vier en zes, en wat bleek: ze mocht er niet in. Dat wil zeggen: zij mocht er wel in, maar haar kinderen niet. Het nieuwe ‘deurbeleid’ in verband met de coronacrisis, mensen die boodschappen komen doen moeten alleen komen, en mogen hun gezin niet meenemen. Daar is in te komen, alleen, wat doe je als je een alleenstaande moeder bent? Veel moeders die het in hun eentje moeten doen hebben het al niet makkelijk, maar nu extra zwaar. De opvang is dicht, de school ook. Kinderen naar opa en oma brengen is ook al uitgesloten. Iemand vragen om even op te passen, nee die doen dat liever niet. Flink hamsteren is een oplossing, dan hoef je niet zo vaak. Maar daar moet je geld voor hebben, en dat heb je niet als je het wekelijks doen moet van 38 euro. Bestellen kun je ook niet overal, en bovendien kost dat geld waar je anders vier pakken spaghetti van kunt kopen. Kinderen in de auto laten kan niet als je geen auto hebt. Thuis laten kun je kleine kinderen niet, bovendien, het mag niet. Wat dan: je kinderen maar buiten aan de lantaarnpaal vastbinden?
Inmiddels zijn er ook supers en andere winkels die besloten hebben dat dit een noodgeval is, en dat kleine kinderen mee naar binnen mogen, maar dat kan per winkel verschillen en ook de voedselbanken hebben strengere regels. Het kan je wel gebeuren dat je woedende reacties krijgt van andere klanten, die je uit moet leggen dat je speciale toestemming hebt. Dit is maar één probleem, en zeker niet de ergste. Maar het toont aan dat alleenstaande ouders vrijwel altijd worden vergeten, ook al zijn de gevolgen van de coronacrisis voor hen extra ingrijpend.
Het is hoog tijd om hier aandacht aan te schenken, door zowel politiek (links) als binnen het feminisme, niet alleen nu, maar ook (structureel) na de crisis.
Alleen al in Amsterdam wonen er 40.000 alleenstaande ouders, negen op de tien zijn moeders. Landelijk gezien zijn dat er een half miljoen. Het is een groep waarvan een groot deel structureel in de problemen zit, maar tot op heden was er geen politieke partij die voor die groep opkomt. Links is niet vreselijk geïnteresseerd, en helaas, ook de meeste feministen zijn meer geïnteresseerd in het doorbreken naar de top, en streven naar gelijk loon. Gericht op vrouwen dus, die in de buurt komen van een glazen plafond, en dat zijn er heel weinig, voor wie het loont om evenveel te verdienen als de mannen uit hun eigen sociale milieu. Voor de vrouwen die in de super achter de kassa zitten is het niet de moeite evenveel te verdienen als de mannen die de vakken vullen, ze verdienen allemaal precies even slecht.
Alleenstaande moeders zijn een groep waar weinig aandacht voor is, maar die ongenadig illustreren wat er mis is met de manier waarop onze samenleving economisch is georganiseerd. Een kwart van de moeders leeft op of onder de armoedegrens. Een onevenredig groot deel van hen zit in de bijstand. Van bijstand alleen kun je met kinderen niet leven, dus moeten ze ook nog achter mogelijke toeslagen aan, en hopen dat ze in een gemeente wonen waar het mogelijk is om een kledingpakket, een fiets, of een laptop voor de kinderen te veroveren. Want onze overheid is reuze begaan met de kinderarmoede, en stuurt miljoenen naar de gemeentes om ‘hulp in natura’ uit te reiken om arme kinderen te helpen, maar komt niet op het idee dat er geen arme kinderen zouden zijn als er geen arme ouders bestonden. Dat het dus niet moet gaan om een moderne vorm van liefdadigheid, maar om een structurele vorm van economische rechtvaardigheid die in zou houden dat mensen die kinderen groot brengen een fatsoenlijk inkomen hebben. Het schijnt dat we vergeten zijn dat kinderen op de wereld zetten niet een privé hobby is waar je nu eenmaal genoeg geld voor moet hebben (een kind kost gemiddeld een ton), maar dat als we als samenleving voort willen bestaan, er steeds weer een nieuwe generatie in de steigers moet worden gezet. Want ook als vrouwen tegenwoordig het recht hebben om er voor te kiezen géén kinderen te krijgen, hebben we de kinderen van anderen nodig. Nooit was dat zo duidelijk als nu, nu we dankbaar moeten zijn voor de mensen die in de zorg werken, die pakjes rondbrengen, die de vakken vullen en de straten schoonhouden. ‘Vitale’ beroepen heet dat opeens. En nu de betaling nog, die voor de meeste van dat werk niet bepaald riant is.
Ook na een halve eeuw feminisme, is het nog steeds voornamelijk een vrouwenprobleem hoe je gezin en (betaald) werk kunt combineren. In de jaren zeventig dachten wij feministen nog naïef dat de mannen vanzelf wel meer binnenshuis zouden gaan doen, naarmate de vrouwen meer buitenshuis zouden gaan werken. Dat laatste is gebeurd, maar van een eerlijke verdeling van betaald en onbetaald werk is nog steeds geen sprake. Voor hoogopgeleide vrouwen, of vrouwen met een goed verdienende partner is dat veel minder een probleem. Die huren dan andere, vaak lager opgeleide vrouwen in om bij ze te komen stofzuigen en op de kinderen te passen. Terwijl de kloof tussen vrouwen en mannen langzaam, heel langzaam kleiner wordt, wordt de kloof tussen vrouwen die flink verdienen en vrouwen die voor hun werk nog niet het minimumloon krijgen alleen maar groter. Wat betekent dat als we het over feminisme hebben, we het altijd óók over klasse moeten hebben. En over kleur. Kijken we naar de alleenstaande moeders die zich verenigd hebben in het grootste platform, Single SuperMom, dan zien we veel vrouwen met een migratieachtergrond, en dat zijn ook vaak de vrouwen die weinig verdienen.
Van vrouwen wordt nog steeds verwacht dat we werken alsof we geen kinderen hebben, en onze kinderen verzorgen alsof we geen werk hebben. Het kind van de rekening zijn de alleenstaande moeders die op een of andere manier moeten zorgen dat ze én aan geld komen, én voor hun kinderen kunnen zorgen. En er dan ook nog op aan gekeken kunnen worden dat ze leven op de zak van de hardwerkende belastingbetalers en dankbaar moeten zijn als ze bijstand krijgen – waar ze dan natuurlijk wel een tegenprestatie voor moeten leveren tegenwoordig.
Dat ook de meeste feministen (m/v/x) weinig belangstelling hebben voor alleenstaande moeders heeft een historische reden: in de jaren zestig en zeventig werd van vrouwen nog verwacht dat ze ‘van nature’ vooral geschikt waren om moeder en huisvrouw te worden, en thuis te blijven. Daar verzette het prille feminisme zich tegen: vrouwen konden meer. En hadden net zo goed recht op zelfontplooiing en economische onafhankelijkheid. Maar van de weeromstuit heeft moederschap een oubollige klank gekregen, alsof het per definitie een conservatief trekje is om nog kinderen te willen. En als je ze wilt: dan is dat volledig je eigen verantwoordelijkheid. Als we het hebben over ‘emancipatie’ dan bedoelen we dus voornamelijk dat vrouwen mee moeten doen in de mannenwereld, evenveel moeten verdienen, even vaak aanwezig zijn in de topposities. Maar dat is een heel eenzijdige definitie van feminisme, die een groot en belangrijk deel van ons leven buiten beschouwing laat. En die bovendien alle vrouwen in de steek laat die werken in de onderbetaalde en niet betaalde zorg. In de verpleging, in de thuiszorg, als huishoudelijke hulp.
Het wordt tijd dat ouderschap weer op de politieke agenda komt. Naast erkenning en betere betaling van al die onderbetaalde mensen die ervoor zorgen dat het leven onder de coronacrisis doorgaat, moet het ook vanzelfsprekend worden dat mensen die hun onbetaalde tijd en energie investeren in de kinderen, daar op zijn minst erkenning en waardering voor krijgen. Nu wordt duidelijk wat we al konden weten: hoe gammel en onrechtvaardig ons huidige economische systeem in elkaar zit, hoe bezuinigingen op de ouderenzorg ons nu opbreekt, hoe de privatiseringen ervoor gezorgd hebben dat ziekenhuizen failliet kunnen gaan, en hoe de steeds verder oprukkende ‘flexibilisering’ van werk ertoe leidt dat een massa mensen een uitkering aan moet vragen, nu de markt in elkaar stort.
Alleenstaande moeders zijn maar één van de groepen waarvan nu duidelijk zou moeten worden dat ze beter verdienen. Letterlijk. BIJ1 is de eerste partij die daar aandacht voor opeist, en een manifest heeft geschreven: op de bres voor alleenstaande moeders. Het is ons ook gelukt om, samen met de grassroots organisatie van de moeders zelf, Single SuperMom, er in de gemeenteraad voor te zorgen dat alleenstaande moeders expliciet worden genoemd in de armoedenota, en er steun komt voor instanties in Amsterdam, éénouderpunten, waar alleenstaande moeders voor advies en steun terecht kunnen.
Dit artikel verscheen eerder op de website van Bij1 Amsterdam