Wie weet nog wat het vakbondstientje is? En wie had ooit kunnen bedenken dat veel bedrijven met deze ‘werkgeversbijdrage’ tegenwoordig hun cao te koop kunnen zetten? De vakbond die de laagste eisen stelt en de minste druk zet, krijgt de hoogste tekenbonus. Dit speelt onder meer in de winkelstraat. Gevolg: de mensen met de laagste inkomens krijgen er maar moeilijk iets bij. Hoog tijd dat de werkgeversbijdrage anders wordt geregeld.
Het vakbondstientje is ooit met de beste bedoelingen in het leven geroepen. De gedachte is dat de vakbonden met het afsluiten van een cao ook goed werk doen voor niet-leden; een cao spreek je immers af voor alle collega’s. Vandaar dat bonden een vergoeding krijgen voor alle werknemers die onder de betreffende cao vallen. Aanvankelijk was dat een tientje per werknemer, inmiddels is het richtbedrag 20 euro.
In de bedrijven en sectoren waar veel mensen lid zijn van de bond, kan de werkgeversbijdrage goed worden geïnvesteerd in bijvoorbeeld scholing. Maar op veel plekken waar amper vakbondsleden zijn, is de werkgeversbijdrage een geheel eigen leven gaan leiden. Vaak worden daar cao’s afgesloten die nauwelijks iets bijdragen aan de rechten van werknemers. En toch betalen werkgevers duizenden, tot vele tonnen aan de vakbonden die deze cao tekenen. Sommige van die bonden zijn financieel volledig afhankelijk van deze bijdrage. Vanuit het adagium ‘wie betaalt, bepaalt’, is het dus de werkgeversvereniging die dicteert.
Neem de nieuwe cao voor de winkelstraat, de ‘cao retail non-food’, die sinds deze maand van kracht is en waar zo’n 200.000 werknemers onder vallen. Waar bij andere grote cao’s, zoals in de metaal, soms wekenlang wordt gestaakt en in de media geregeld artikelen verschijnen over de lastige onderhandelingen, komt de grote cao voor de winkelstraat zonder enige rimpeling tot stand. De betrokken vakbonden voeren geen actie, onderhandelen maar kort en zetten dan hun handtekening. Wie de cao-akkoorden goed bekijkt, ziet dat er nauwelijks verbeteringen in staan, vaak verslechteringen. Als er al sprake is van een loonsverhoging, dan staat in de kleine lettertjes dat vele duizenden mensen daarvan zijn uitgezonderd.
Zo meldden verschillende media dat winkelmedewerkers kunnen rekenen op een loonsverhoging van 4,4%. Ervaren winkelmedewerkers weten wel beter: de meeste mensen die al langer in een winkel werken en boven een bepaald maximum zitten, grofweg rond de 11 euro bruto per uur, zijn hiervan uitgezonderd. Grosso modo is de ‘loonsverhoging’ een optelsom van de wettelijke stijging van het minimumloon waar de mensen met de allerlaagste inkomens toch al recht op hebben. En laten we ook even kijken naar de lijst met uitzonderingen voor onder andere de medewerkers van winkels met kook- en woonaccessoires, baby-, cadeau- feest- en huishoudelijke artikelen, koffie en thee en speelgoed. Vakbond FNV wordt niet betrokken bij de cao-onderhandelingen in de winkelstraat, wij hebben de cao retail dan ook niet getekend.
In de afgelopen vier jaar als vakbondsbestuurder maak ik geregeld mee dat groepen winkelmedewerkers naar hun directie stapten met de wens om verbeteringen af te spreken, bijvoorbeeld in een cao. Steeds opnieuw blijkt dat de werkgever liever geen zaken doet met mensen die actievoerden en eisen stellen, maar onder het mom van ‘draagvlak opzoeken bij de niet-traditionele bonden’ uitwijkt naar andere clubs. Door de manier waarop de werkgeversbijdrage nu geregeld is, staat de cao feitelijk te koop. Een ideaal middel voor bedrijven om de loonkosten laag te houden. Als we in Nederland echt willen dat de laagste lonen wezenlijk stijgen, moeten we zorgen dat deze perverse prikkel snel verdwijnt.