Vrijheid van richting in het onderwijs is helaas nog steeds te vaak een vrijbrief voor volwassenen in het kweken van intolerantie
De discussie over burgerschap in het onderwijs is weer flink losgebarsten. Minister Slob wil een aanscherping van de wet, zodat duidelijker is wat er van scholen verwacht wordt. Dat is een hele goede zaak, want het blijkt keer op keer dat scholen het ongelofelijk lastig vinden om een integrale visie op burgerschap te vormen, die verder gaat dan een inzamelactie voor het bejaardenhuis op de hoek. Eindelijk is er nu meer duidelijkheid in de vorm van een wettekst waar niemand het mee oneens kan zijn: het bijbrengen van de basiswaarden van de Nederlandse grondwet en het ontwikkelen van competenties om mee te doen aan een pluriforme, democratische samenleving. Hoe scholen dat vormgeven is volledig vrij.
Gek genoeg blijkt dit voor velen al een brug te ver. Wat opvalt is dat met name het bijzonder onderwijs haar hakken stevig in het zand zet. Zo vond Verus-voorzitter Berend Kamphuis dat Slob het onderwijs te veel invult en brave burgers zou willen kweken. Ook klonk uit verschillende, met name religieuze hoeken de waarschuwing dat burgerschap op deze manier in botsing komt met de vrijheid van onderwijs, waarbij de overheid haar handen van de levensbeschouwing op school zou moeten afhouden. ‘De inspectie moet zich natuurlijk alleen richten op de deugdelijkheid van het onderwijs, maar niet op de levensbeschouwelijke inhoud ervan.’ zei Wim van Vlastuin van de Vrije Universiteit in Trouw. Dergelijke reacties houden de impasse rond burgerschapsonderwijs alleen maar in stand.
Vrijheid van onderwijs betekent namelijk nog steeds dat er in Nederland ruimte is voor scholen om vanuit hun levensbeschouwing bij te brengen dat een huwelijk en het ouderschap is voorbehouden aan een man en een vrouw. Dat meisjes thuis horen te zijn en dat ongelovigheid een minderwaardige levenshouding is. Standpunten die stevig botsen met fundamentele waarden van onze huidige samenleving.
Deze standpunten mogen mensen vanzelfsprekend hebben in een liberale democratie. Maar dat betekent niet dat de school al dan niet op verzoek van de ouders intolerante waarden mag overdragen. Waar blijft in de discussie rond artikel 23, de vrijheid van kinderen om hun eigen levensbeschouwing te mogen vormen? De vrijheid om te onderzoeken of de waarden van hun ouders ook hun eigen waarden zijn. De vrijheid om te onderzoeken hoe de basiswaarden in de democratie zich verhouden tot hun eigen waarden. Vrijheid van richting in het onderwijs is helaas nog steeds te vaak een vrijbrief voor volwassenen in het kweken van intolerantie.
Het is daarom alleen maar aan te moedigen dat scherper wordt wat we onze toekomstige burgers mee willen geven, en welke vrijheid ze daarbij krijgen om hun eigen levensbeschouwing vorm te geven. Daar hoort bij dat (bijzondere én openbare) scholen kritischer in de gaten worden gehouden, zodat de ruimte voor intolerantie tot een minimum wordt beperkt. In de woorden van Maya, leerling uit groep 7 van de Jan van Nassauschool in Den Haag: ‘Ik kom naar school om te leren in mezelf te geloven en goed met elkaar om te gaan.’ Laten we de minister steunen en dáár voor gaan staan.
Coauteur: Mark Bos, programma manager onderwijs en opvoeding Humanistisch Verbond