Binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken heerst “een ingesleten cultuur van racisme, discriminatie en uitsluiting”. Dat is de uitkomst van een onafhankelijk onderzoek dat twee jaar geleden door het ministerie zelf was aangevraagd, dit naar aanleiding van de Black Lives Matter-demonstraties. Het departement wilde weten of de eigen medewerkers ook racisme ervaren en heeft daar nu een niet te negeren antwoord op gekregen.
Volgens de onderzoekers hebben talloze bi-culturele medewerkers te maken met verbaal geweld, denigrerend gedrag van collega’s en verdachtmakingen. Ze worden overgeslagen, zijn het mikpunt van racistische grappen en worden genegeerd en buitengesloten. Deze medewerkers ervaren “dat een deel van hun witte collega’s hen ziet als ‘de etnische en culturele ander’ en niet als een volwaardige Nederlander of gelijkwaardige collega”, zo luidt het rapport.
Het AD schrijft:
De nadruk op de etnische en culturele achtergrond van mensen leidt ertoe dat de loyaliteit van medewerkers vanwege hun achtergrond in twijfel wordt getrokken, schrijven de onderzoekers. ‘Verder hebben medewerkers last van de manier waarop er stigmatiserend wordt gesproken over verschillende etnische groepen. Zo vertelt een aantal medewerkers dat mensen vanwege hun huidskleur meerdere keren aangeduid zijn als ‘apen’, ‘bokito’s’, ‘[n-woord, red.]’ en ‘zwarte piet’.’
Andere voorbeelden die de krant opsomt zijn:
Zo kreeg een lokaal aangenomen medewerker op een ambassade te horen: ‘Jij kunt goed sjoelen voor een [n-woord, red.].’ En: ‘Een respondent vertelt hoe een collega iedereen gelukkig nieuwjaar wenst, behalve bij de respondent zelf. Aan haar werd gevraagd of hij de nieuwjaarswens wel mag uitspreken of dat zijn hoofd er dan wordt ‘afgehakt’.’
RTL Nieuws vult aan:
Een andere passage uit het rapport betreft mensen uit Azië. "Er zijn opmerkingen gemaakt door een collega. Ze heeft de deur in het kantoor open staan, dus we horen alles. Ze zegt bijvoorbeeld: 'Je zou die Aziaten terug in hun hok moeten knuppelen. Hang ze op aan de hoogste boom, ze moeten hun plek kennen'."
De NOS meldt:
Medewerkers in Den Haag gaven aan niet "het vliegtuig te willen delen met vrouwen met een hoofddoek".
Volgens de onderzoekers gaat het niet om incidenten, maar is er sprake van institutioneel racisme. Oftewel, de algehele cultuur binnen het ministerie, de geschreven en ongeschreven regels, “leiden tot structurele ongelijkheid tussen mensen met verschillende achtergrond, huidskleur of religie”. Ook concluderen de onderzoekers dat er zelden tegen het racisme wordt opgetreden, maar dat andere collega’s wegkijken of er om lachen.
Secretaris-generaal Paul Huijts heeft naar aanleiding van het onderzoek laten weten. "Het rapport raakt ons diep. Wat collega's meemaken, wat er gezegd wordt en wat voor gevoel dat geeft, vinden we onacceptabel. Het spijt ons dat wij kennelijk niet in staat zijn geweest een werkomgeving te bieden waarin voor dit soort gebeurtenissen geen plaats is. Daarvoor bied ik, namens de Bestuursraad van ons ministerie, onze excuses aan."
Volgens Huijts zal het ministerie de komende tijd gesprekken met de ambtelijke top en andere leidinggevenden gesprekken voeren ‘om het thema racisme actief en op een veilige manier bespreekbaar te maken’. Ook wordt de meldingsprocedure voor klachten verbeterd en zal er kritisch worden gekeken naar het werving- en selectieproces.