Natascha Lammerts van Bueren komt bij toeval in het bezit van een oude brief en wordt gegrepen door de onbekende afzender van het 75 jaar oude schrijven. Ze gaat op naar haar op zoek.
“Vader, de appels zijn rijp. Die aan de kleine boom, in het midden van de wijngaard. U weet wel, die u zelf geplant heeft?”
Het zijn niet mijn woorden. Maar die van jou (ik hoop dat je me vergeeft dat ik je met je aanspreek). Bij toeval heb ik ze gelezen. Want het is allemaal één groot toeval.
Toeval dat Judith, mijn zus, die zomer in de Dordogne op vakantie was. Toeval dat ze die middag loom over een boekenmarkt slenterde, op zoek naar een cadeau voor mijn oudste dochter. Toeval dat ik met man en kinderen net was verhuisd van het Franse eiland Réunion, en mijn dochter nog dol was op Franse verhalen. Op die markt kocht mijn zus voor haar het boek “Les Noëls blancs”, geschreven door Christian Signol. Ik zeg het er even bij, wie weet helpt het.
Chers parents. Staat er boven jouw brief. Lieve ouders. Onder aan de brief staat jouw naam, Jacqueline. Je bent met vakantie op het landgoed van jullie familie schrijf je, tante Marie heeft zojuist een paar lekkere appels gebracht. Je neef Robert André is al aangekomen, oom Edouard komt zondag. Maar daarna moest ik slikken. Als je vraagt “En jullie?” “Wanneer komen jullie?….” Achter de vraag heb je vier punten gezet. Alsof het een raadsel is, waar je ouders zijn. Ik schrok ervan, vooral omdat onduidelijk is of ze een eerdere brief wel hebben ontvangen.
Jouw brief. Hij zat in het boek van mijn dochter, op pagina 40. Sindsdien laat hij me niet meer los. Ook letterlijk, al is dat volgens mijn dochter niet eerlijk, want zij heeft hem gevonden. Als een moderne Sherlock Holmes en dr. Watson gingen we aan de slag. Google-den ons een ongeluk. Zochten op namen, op het dorpje dat je noemt. Maar vonden niets. Zelfs niet de kleinste aanwijzing. Ook het Jeugdjournaal, zeg maar de Nederlandse TV5Monde maar dan voor kinderen, kan ons helaas niet helpen. Al vinden ze je brief prachtig, we moeten eerst meer informatie hebben.
Maar die informatie hebben we niet. Dus schrijf ik nu zelf een brief. Aan jou, Jacqueline. Om je te vertellen dat we hem hebben gevonden. Hem goed zullen bewaren, en er extra zuinig op zijn. Omdat hij bijna uit elkaar valt. Hij is tenslotte uit 1939. Vendredi 14 juillet 1939 , schreef je op het blaadje. Het papier is broos en verspreidt een geur die me doet denken aan spulletjes van mijn lang geleden overleden oma. Muf, verwaarloosd. Aan de randen van de brief zitten vlekken. Ik zal wel een fotootje meesturen. Zie je de tekening, van het huis op de heuvel? Het heeft een trap naar de voordeur, een schoorsteen, een paar kleine raampjes. Voor het huis staan een meisje en een best wel dikke postbode. Ze doen me denken aan de boeken van Dik Trom. Herinner je je het weer?
Op de dag van jouw brief was de Franse Revolutie precies 150 jaar oud. Misschien waren je ouders die belangrijke dag aan het vieren in Parijs? Had ik nog bedacht. Waren ze daarom nog niet aangekomen op het landgoed. Of misschien hebben ze jouw brief uiteindelijk wel ontvangen. Maar hebben ze jou, hun dochter, nooit meer teruggezien, omdat zes weken later de oorlog in Frankrijk uitbrak.
Wat ik wil zeggen: laat het me alsjeblieft weten. Of je hem terug wilt. Ik hoop zo dat je dit leest. Misschien heb je wel een kleindochter, en leest zij toevallig deze brief. Het zou toch kunnen, net zoals ik bij toeval jouw brief las? Ik woon in Egypte, maar wil hem met alle liefde deze zomer bij je afgeven. Ik hoop dat ik niet te laat ben.