De verontwaardiging van de Kamerleden over het feit dat ze niet meer zo makkelijk in de ouderenzorg kunnen snijden, getuigt van een groot cynisme
Rare jongens, die bewoners van het Binnenhof. Eerst luisteren ze eerbiedig naar Hugo Borst en zijn aanklacht tegen de kwaliteit van de ouderenzorg. Daarna nemen ze met algemene stemmen zijn aanbevelingen over. En nu zijn ze allemaal verbijsterd over het feit dat dit gevolgen heeft.
Of liever gezegd, dat het uitvoeren van Borsts algemeen gesteunde wensen al eerder was ingestoken door de listige staatssecretaris Martin van Rijn. Dat is wel de raarste jongen op het Binnenhof gebleken. Eerst breekt hij met een beroep op buren- en familiehulp de ouderenzorg voor een belangrijk deel af. Daarna voert hij stiekem door dat het bepalen van de kwaliteitsnormen uit de handen van de politiek wordt gehaald en geplaatst bij een onafhankelijk Zorginstituut. Dat heeft nu nieuwe normen opgelegd die een investering vereisen van 2,1 miljard. De Kamer stemde er mee in zonder te merken – zeggen onze wakkere volksvertegenwoordigers nu – wat de gevolgen waren. “In het pak genaaid worden” heet dat op zijn Binnenhofs.
Nu staan Jan en Alleman op hun strot. De onderhandelaars in het Johan de Witthuis zagen dat zij niet meer konden sleutelen aan de budgetten voor de ouderenzorg omdat die nu wettelijk vastliggen. Het is hen verboden op gebrekkige senioren te bezuinigen. Sommige kamerleden blijken zo geschrokken dat zij in hen asielzoekers zien en Afrikanen die in zo’n rubberboot Europa proberen te bereiken. Zij vrezen een aanzuigende werking. Straks gaan die ouwe uitvreters liever in het verpleeghuis liggen dan dat zij in hun woning blijven totdat deze ontploft omdat zij vergaten het gas af te zetten.
Je kunt er om lachen. Je kunt je er ook grote zorgen om maken. De verontwaardiging van de Kamerleden over het feit dat ze niet meer zo makkelijk in de ouderenzorg kunnen snijden, getuigt van een groot cynisme. Hun fraaie woorden tijdens de verkiezingsstrijd en hun omarming van Hugo Borst bewijzen dat. Tegelijkertijd kennen onze beroepspolitici zich een treffend testimonium paupertatis toe door wezenlijke beslissingen te nemen zonder de onderliggende stukken zorgvuldig op hun betekenis te toetsen. Daar hebben we de afgelopen tijd wel meer voorbeelden van gezien. De beruchte sleepwet, waartegen nu een referendum wordt georganiseerd, is daar maar een voorbeeld van.
Over een paar weken zijn de onderhandelaars in het Johan de Witthuis eindelijk klaar. Dan hebben zij een uitgebreid regeringsprogramma opgesteld dat waarschijnlijk helemaal is dichtgetimmerd. Wat zal, gezien deze ervaringen uit het verleden, de technische kwaliteit van dit gedrocht zijn? Wat voor onbedoelde en onvermoede effecten zal men er mee sorteren?
Dit gedoe is in ieder geval een groot pleidooi voor de invoering van een behoorlijk referendum. Een referendum met bindende uitslag als de opkomst tenminste even hoog is als het percentage Kamerleden dat minimaal aanwezig moet zijn om in het parlement een geldige stemming te houden. De dreiging daarvan zal onze volksvertegenwoordigers misschien inspireren om beter op te letten.
Ondertussen is het wel een blijk van beschaving als een land de kwaliteitscontrole over de zorg voor hulpbehoevende senioren in handen legt van een onafhankelijk instituut. Het is schokkend dat zoveel parlementariërs daar een drama van maken. En even schokkend dat niet politieke vasthoudendheid maar onoplettendheid de achtergrond zijn van dit alles. Een brevet van onvermogen leidde tot een prachtig resultaat.