Op deze mediarubriek via Joop.nl krijg ik ook veel reacties, die ik vaak kortzichtig en onbegrijpelijk vind.
Nico Haasbroek becommentarieert wekelijks ontwikkelingen in de media.
Omdat mij onlangs werd gevraagd om in het kader van de Week van de Mediawijsheid een column te schrijven (wat een verdomd origineel idee) besloot ik het thema van die week ‘Hoe houden we het samen sociaal online?’ als onderwerp te kiezen. Ongetwijfeld kozen de organisatoren dat thema, omdat ze zich zullen hebben afgevraagd waarom er zo vaak anoniem, gefrustreerd, boos of asociaal via de sociale media en andere online uitingen wordt gereageerd. Of beter: afgereageerd. Veel reacties doen me denken aan de boze ingezonden brieven zoals je die vroeger (en soms ook nu nog) meestal sterk ingekort in de kranten tegenkwam.
Veel mensen vinden dat zo vervelend en vooral vermoeiend dat ze zeggen dat ze dergelijke reacties niet meer lezen. Op zo’n manier ben je gelijk van het probleem af. Maar ik vind dat nogal arrogant en een keuze voor de weg van de minste weerstand.
Op deze mediarubriek via Joop.nl krijg ik ook veel reacties, die ik vaak kortzichtig en onbegrijpelijk vind. Ik moest er in het begin erg aan wennen.
En in één geval kon ik de verleiding niet weerstaan om op een reactie te reageren door een beetje terug te pesten. Achteraf verwijt ik mij dat. Ik gedroeg mij te veel als een pot die een ketel iets verwijt.
Daarna ging ik bewust op reacties anticiperen. De ene keer door ze uit te lokken en dan weer probeerde ik mijn stukje zo te schrijven dat er niemand op zou reageren. Dat lukte soms goed, maar soms ook niet. Na een tijdje begon men kennelijk ook aan mij te wennen. Er haakten ‘reageerders’ af, maar ik ontving ook positieve reacties en zelfs werd er zo nu en dan echt inhoudelijk relevante kritiek geleverd. Op zo’n moment heb je het plezierige gevoel dat er iets van een dialoog is ontstaan. Gefundeerd van mening verschillen of twijfelen over wat je beweert en zelfkritiek uiten vind ik belangrijker dan de vraag in hoeverre je het met iemand over een kwestie eens bent.
In mijn Week van de Mediawijsheid-column riep ik mensen op om op te biechten waarom men reageert zoals men reageert. En wie dat het beste en vooral eerlijkste zou doen, wilde ik de dag van zijn/haar leven bezorgen. Daarbij had ik een echte ontmoeting voor ogen op een mooie plek met lekker eten en drinken en een met elkaar praten over korte open kernvragen, zoals: ’Wat wil je met je leven? Waar ben je nu mee bezig? Waar ben je goed in? Wat voor idealen wil je najagen?’
Ik maakte me daarbij overigens weinig illusies. Immers: mensen die bozig en dommig in de digitale pen klimmen zullen er niet snel openhartig voor uit willen komen waarom ze zo reageren. Er zou sprake kunnen zijn van schaamte, verveling, afreageren op ervaringen uit het verleden en wellicht ook vormen van gekte. Zelf ben ik gezegend met een mild soort autisme.
Toch laat mijn nieuwsgierigheid naar de ware drijfveren achter al die verbale opwinding mij niet los. Daarom betreed ik nu even de wereld van de fictie:
Er was eens een oude journalist, laten we hem Nico H noemen, die niet goed begreep waarom mensen soms zo boos en anoniem op het internet te keer gaan. Het is toch veel leuker om lekker inhoudelijk en met een vrolijke, optimistische grondhouding contact met elkaar te onderhouden, ging er door hem heen. ‘Of ben ik nou gek?’, vroeg hij zich af.
Hij trok daarom zijn stoute schoenen aan en vroeg aan zijn anonieme, kwade internetvriendinnen en -vrienden om voor een keer uit hun schulp te willen kruipen om iets van wat hun zo bewoog prijs te geven.
Niet lang na zijn oproep ontving hij een mail van ene John. Maar het had net zo goed van een andere boze man kunnen zijn met een totaal andere achtergrond.
De tekst: ‘Hoi Nico, ik wil wel met mijn billen bloot. Ik begrijp dat je niet snapt waarom mensen zoals ik het leuk vinden om er anoniem op los te gaan.
Ik ben een kind van Marokkanen. Vroeger noemden jullie ons gastarbeiders en de buurt waarin ik woon noemden jullie een Vogelaarwijk. Ik heb een goede opleiding achter de rug en probeer al jaren werk te vinden, maar ik word steeds afgewezen. Drugsdealtjes houden mij nu op de been. Ik zie geen andere uitweg. Daarom noemen we jullie kankerlijers.’
Nico schrok toen hij dat las en mailde terug: ‘Ha John. Ik was onder de indruk van je verhaal. Mag ik je uitnodigen om een keer samen wat te drinken?’
Wat in de werkelijkheid misschien moeilijker gaat, lukt in de fictie wel. Het komt tot een ontmoeting op het terras van een bruine kroeg in het centrum van Rotterdam. Na de corona-begroeting zegt de oude journalist:
“Ik heet in het echt ook Nico.”
“Ik niet. Ik heet geen John, maar Sami.”
“Waarom gebruik je dan John als naam op internet?”
“Dan voel ik me vrijer en mijn roots blijven erbuiten.”
“Denk jij na over wat je met je leven wil? Dat is vast iets anders dan je kwaadheid op internet te spuien en mij voor de grap voor kankerlijer uitmaken.”
“Geen idee wat ik precies met mijn leven wil. Soms twijfel ik tussen hier en daar.”
“Ik voel me zelf een wereldburger en als wereldburger was ik in 2003 voor het schrijven van een boek een tijd in de Rif, Noord-Afrika, en daar werd ik verliefd op het stadje Sjefsjaoeën. Als jij je ook wereldburger voelt, dan stel ik voor om samen dat stadje met een bezoek te vereren.”
“Je overvalt me met dat idee. Wil je dat ik terugga naar Marokko?”
“Nee. Echte wereldburgers zijn nomaden die zich overal tijdelijk thuis voelen. Maar misschien kan je daar – al is het maar voor een tijdje – beter functioneren dan hier. Je maakt nieuwe vrienden en komt zo goed als zeker op andere ideeën. Dit gesprek begon met de vraag wat je met je leven wilt? Mijn advies is om het toeval wat meer een kans te geven.”
“Wat je zegt klinkt allemaal nogal abstract. Maar ik geef wel toe dat jarenlang online boos zijn ook niet alles is.”
Leuk als jij/u ook op het thema samen sociaal online wilt reageren.