Kamervoorzitter Martin Bosma wil van het parlement een safe space maken voor racistische sneeuwvlokjes. Hij greep deze week in toen Laurens Dassen (Volt) het woord ‘extreemrechts’ in de mond nam. Die term wil Bosma niet langer toestaan, omdat dat “een nazivergelijking” zou zijn. Andere Kamerleden sloegen steil achterover van deze inperking van de vrije meningsuiting, en de bizarre redeneertrant die eraan ten grondslag ligt.
De censuur van Bosma wringt des te meer, omdat hij in 2016, toen hij een poging deed om Kamervoorzitter te worden, nog een lans brak voor het recht om alles te kunnen zeggen. Bij die gelegenheid zei hij:
“Ik sta hier als kandidaat-Voorzitter en ik heb geen enkele mening over wat mensen zeggen. De fractieleider van D66 heeft mensen ‘racist’ genoemd en ‘xenofoob met racistische uitingen’. De heer Pechtold heeft gesproken over ‘extreem rechts’ en ‘de politiek is vuil en vunzig’. Ik heb daarover geen mening. Ik heb geen mening over wat er gezegd wordt. Ik zal er altijd voor vechten dat de heer Pechtold dergelijke dingen kan zeggen, tot mijn laatste ademstoot. Dat is de essentie van het Nederlands parlement en dat is de reden waarom we hier zijn. Iedereen moet dat allemaal kunnen zeggen. Ik vecht voor 100 procent voor die vrijheid van meningsuiting. Dat zal ik blijven doen.”