Met Trumpiaanse bravoure voorspelt Boris Johnson dat 11 maanden ruim voldoende moeten zijn om een “fantastische” handelsdeal met de EU te sluiten.
Het zal een jaar of tien geleden zijn dat een oud-studiegenoot die na zijn afstuderen voor de Canadese overheid ging werken, moest overstappen in Nederland. Op weg naar gesprekken met een Oost-Europees land over een handelsverdrag bood hij me in een koffiebar op Schiphol een inkijkje in de wereld van de internationale onderhandelaars.
Waarover de besprekingen gingen ben ik vergeten (de export van elandvlees? vrij verkeer voor rendieren?), maar ik weet nog wel hoe mijn aanvankelijke bewondering voor de spannende internationale carrière van mijn vriend al snel omsloeg in medelijden toen hij vertelde met welke opdracht hij op pad was gestuurd: hij moest dagenlang zijn mond houden. Pas als iemand uit het team van de tegenpartij een bepaald onderwerp (genetisch gemodificeerde ahornsiroop?) ter sprake zou brengen, moest hij ingrijpen.
Onderhandelen over handelsverdragen is een bijzonder taaie bezigheid, leerde ik. Het is een les die aan Boris Johnson niet lijkt besteed. De Britse premier die de verkiezingen won met de leuze ‘Get Brexit Done’, verkondigde deze week dat hij niet zit te wachten op ellenlange gesprekken over een handelsakkoord met de EU. Hij wil wettelijk vastleggen dat er na 31 december 2020 niet meer onderhandeld mag worden.
Realistisch? Volgens Johnson wel: met Trumpiaanse bravoure voorspelt hij dat 11 maanden ruim voldoende moeten zijn om een “fantastische” handelsdeal te sluiten. De financiële markten en EU-onderhandelaar Michel Barnier zijn een stuk minder optimistisch. Met reden. Zij herinneren zich de EU-onderhandelingen met Canada, waarmee toch aanmerkelijk minder handel plaatsvindt dan met het Verenigd Koninkrijk: die duurden jaren.
“Johnson gaat ervan uit dat de Europese landen zoveel te verliezen hebben bij een No Deal-Brexit dat ze alles zullen doen om dat te voorkomen”, schrijft correspondent Patrick van IJzendoorn, overigens ook een oud-studiegenoot, in de Volkskrant.
Dat klinkt als een onvervalst staaltje zelfoverschatting. Hoewel de EU inderdaad geen enkel belang heeft bij een No Deal-Brexit, zullen het toch echt de Britten zijn die er het meeste onder te lijden hebben. Meer dan de gemiddelde Spanjaard, Zweed of Nederlander – al zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen, zoals de ambtenaar die zich komend jaar opnieuw in het pak van het blauwe Brexitmonster moet hijsen.
Bijna de helft van de Britse export gaat naar de EU, terwijl meer dan de helft van de Britse import afkomstig is uit EU-lidstaten. Bij een No Deal-Brexit schieten de invoertarieven voor tal van producten automatisch omhoog. Dat betekent: hogere prijzen en minder handel, met alle nadelige gevolgen voor de Britse koopkracht en werkgelegenheid van dien. En dan zwijgen we nog over korte-termijnproblemen als medicijntekorten en lege winkelschappen.
“Ik wil geen strafexpeditie. Ik vind dat we de Britten zo dicht mogelijk bij ons moeten houden”, zei Eurocommissaris Frans Timmermans afgelopen zondag bij Buitenhof. Er waren optimisten , ook binnen de Conservatieve fractie , die hoopten dat Johnson na de verkiezingen eveneens een verzoenende toon zou aanslaan. Door de ruime meerderheid in het Lagerhuis is hij immers niet meer afhankelijk van de hardliners in zijn fractie, zoals de uit de 18e eeuw weggelopen Jacob Rees-Mogg. Gelet op het plan om onderhandelingen met de EU na 2020 te verbieden, is dat ijdele hoop.
Het maakt het er allemaal niet makkelijker op voor Barnier en de EU-leiders. Ga er maar aanstaan: onderhandelen met een premier die er niet voor terugdeinst om zijn land van een klif te storten als er niet op tijd een akkoord ligt. Hoe verleidelijk ook: dagenlang zwijgen zal die deal deze keer vermoedelijk niet dichterbij brengen.