Blue, blue
• 12-01-2016
• leestijd 2 minuten
David Bowie was nooit een werkelijke lieveling van de muziekpers
Nooit meer verrast worden door een oude liefde. Dat was even slikken, vanochtend. Door de jaren heen viel ik van de ene verbazing in de andere. Diamond Dogs, Scary Monsters, Earthling , het zijn albums, naast veelgeprezen albums als Heroes of Ziggy Stardust , die ik ademloos afluisterde. Station to Station draaide ik grijs op mijn studentenkamertje, een traantje wegpinkend bij Stay.
Ooit wil ik een boek schrijven over de muziek en de stijltransities van David Bowie, als perfecte illustratie van de seizoenen van de tijdgeest. Ik kan er niet goed tegen wanneer alles hetzelfde blijft. Daarom was ik fan van Bowie. Vanaf het moment dat ik hem in zijn hansopje Rebel Rebel zag playbacken in TopPop, in 1974. David Bowie was nooit een werkelijke lieveling van de muziekpers, al lijkt dat nu even zo. Het woord kameleon werd nogal eens als verdachtmaking ingezet. Zou zijn muziek wel blijven? De meeste recensenten zijn jongetjes die van jongetjesmuziek houden. Iets met authenticiteit, gitaren, jeans, of de combinatie ervan in Bruce Springsteen. Niets op tegen, maar beperkt. Je essentie steeds opnieuw vorm geven, in de voortsnellende tijd, dat is pas authenticiteit. Mooi dat hij altijd bleef. En hij bleef mooi.
Ik hoorde vrijdag Blackstar. De muziek sloeg me in mijn gezicht. Ik heb geen enkel verstand van akkoorden, ruimtelijke effecten en instrumentbeheersing, maar de muziek raakte me onmiddellijk, als vanouds, door zijn stem en zijn muzikale visie. Dat we langzamerhand de tussenruimte zoeken, het andere in de ander opzoeken, heeft hij zelfs op het laatst als geen ander aangevoeld. Blackstar is een echt lente-album. Een experiment in muziek. Diep emotioneel, soms bijna gebroken, maar zoals altijd bij Bowie blijft zijn stem in maat met de muziek.
Ik proefde er urgentie in. Droefheid, afscheid ook. Ik dacht dat het ging over een man van achter in de zestig, bang voor de dood. Daar ging het ook over, maar directer dan ik dacht. I’m dying, zingt hij in Dollar Days. Het vloeit naadloos over in zijn allerlaatste nummer, met een citaat uit een eerder meesterwerk (het album Low), de reikhalzende mondharmonica van A New Career in a New Town. Even cynisch als veelzeggend om mee af te sluiten. Ain’t it just like him?