Op de eerste vrijdagavond van 2024 stap ik te Zürich in de nachttrein naar Amsterdam. ‘Waarschijnlijk overschrijd ik tegen zonsopgang in horizontale positie de Nederlandse grens’, app ik een vriend terwijl ik mijn bed in de slaapcoupé gereedmaak. Nadat hij een lachend gezichtje stuurt vanwege mijn ‘militaire benadering’, schrijf ik terug dat het me ernst is. Twee weken laadde ik mezelf op in de Zwitserse Alpen, een plek waar zelfs Hitler niet durfde te komen, nu is het tijd om met nieuwe energie een bijdrage te leveren aan de redding van Nederland.
‘Succes, de sfeer is vreselijk hier’, typt de vriend onder een volgende smiley. Ik vergeef hem zijn pessimisme, hij kan er niets aan doen dat hij tijdens de kerstvakantie in het vochtige PVV-paradijs Holland bijna letterlijk wegdreef op de nationalistische vloedgolf die in de vorm van triljoenen regendruppels neerkletterde na Geerts monsterzege bij de verkiezingen. Een uur of acht na ons app-contact, als ik wakker ben geworden tussen Eindhoven en Den Bosch, kijk ik door het raam van de slaapcoupé naar weilanden vol bomen die tot hun kruin onder water staan.
Ondanks dat de moed langzaam in mijn schoenen zakt, houd ik vast aan de voorgenomen missie. Ongeveer tweehonderd dagen zal ik tot mijn volgende reis in Nederland zijn, in deze tijdspanne geef ik alles wat ik in me heb om het land te redden van de autocratische en/of klimatologische ondergang. ‘Spoor 5a, ter hoogte van wokrestaurant Eazie’, noteer ik op Utrecht Centraal de exacte locatie waar ik uitstap. Vanaf hier zal iedere voetstap in het teken staan van de glorieuze wederopstanding van Koning Willem de Vierde zijn Koninkrijk aan de Noordzee.
Ruim vijftig uur na dit moment, loop ik op een bewolkte maandagmiddag door de Utrechtse binnenstad. Mensen kijken verslagen, ook ik voel me zeer depressief.