Marcus Bakker is dood, een van de vele markante politici die in de jaren zeventig deel uitmaakte van de Tweede Kamer.
Mensen als Biesheuvel, Tilanus, Aantjes, van der Spek, Den Uyl, van Mierlo: kom er nog maar eens om.
Marcus was in de persoonlijke omgang een aardige kerel die blij was als je hem aansprak. Hij werd niet zo vaak aangesproken door niet-partijgenoten. Want hij was communist en veel mensen spraken niet met communisten. Dat waren mensen die de misdaden van Stalin en Mao goedpraatten. Ik behoorde tot de jongere generatie die de koude oorlog niet langer als een geschikt ijkpunt voor goed en kwaad zag. Ook ik vond het onbegrijpelijk dat iemand als Bakker geen kwaad woord wilde horen van Stalin. Maar ik vond het ook onbegrijpelijk dat iemand het gerechtvaardigd vond dat in Viëtnam honderdduizenden mensen over de kling werden gehaald om ze te “bevrijden” van iets waar ze voor gekozen hadden.
Door mijn gesprekken met Marcus Bakker heb ik geleerd hoe funest het is in absolute waarheden te geloven. Mensen die dat doen, zoals Marcus Bakker, sluiten zich af voor alle waarheden die met dat geloof in strijd zijn. Maar als ik Marcus Bakker verweet dat hij oogkleppen op had, kwam hij met een vloed van voorbeelden van communistenhaters die net zulke oogkleppen op hadden. Dat verontschuldigde die van hem natuurlijk niet. Maar het hielp me wel om de mijne af te doen.