Juist door de geschiedenis en het plichtsbesef jegens de mensenrechten en het internationale recht, zou Nederland zich bij het thema Israël-Palestina moeten baseren op gerechtigheid
Op 24 mei vierden de meeste Israëli’s vijftig jaar hereniging van Jeruzalem; op 5 juni wordt internationaal vijftig jaar Israëlische bezetting herdacht. Het verschil in datum komt door verschillende kalenders, maar uiteindelijk gaat het om dezelfde gebeurtenis: de oorlog van 1967, met alle gevolgen van dien. Vijftig jaar bevrijding of vijftig jaar bezetting – het hangt ervan af wie het zegt.
Ik ben geboren en getogen in het Israëlische deel van Jeruzalem en heb als kind deelgenomen aan de viering van de bevrijding en hereniging van de stad. Mijn opa was geboren in de Oude Stad en mijn oma was er opgegroeid. Na de stichting van de staat Israël konden zij tot 1967 hun voormalige woning enkel nog zien door een hek dat de Joodse en Arabische stad van elkaar scheidde. Ikzelf passeerde elke ochtend, op weg naar school, deze voormalige grens, die na de oorlog van 1967 spoorloos uitgewist was.
De verovering van de ruimte en de bewegingsvrijheid die daarmee gepaard ging gaven de meeste Israëli’s een euforisch gevoel. Het markeert het begin van de hereniging van de stad door de verschillende Israëlische autoriteiten, enerzijds door de ‘verjoodsing’ van Oost-Jeruzalem en het verdrijven van de plaatselijke Palestijnse bevolking, anderzijds door het manipuleren van het historische narratief van de drie monotheïstische godsdiensten. Een soortgelijk proces is al ruim twintig jaar – vooral sinds het ondertekenen van de Oslo-akkoorden – ook op de Westelijke Jordaanoever gaande. Met het oog hierop verklaarde Unesco begin mei jl. dat Israël in de Oude Stad eenzijdig actief is met opgravingen en bouwwerkzaamheden zonder rekening te houden met het historische karakter van Jeruzalem en met het feit dat de stad op de Werelderfgoedlijst staat. De verklaring van Unesco was evenwichtig en rechtvaardig, en toch heeft Nederland tegen gestemd.
Er wordt in Nederland al jaren gedebatteerd over ’het conflict’. Er bestaat een brede overeenstemming één punt, namelijk dat de oplossing van het conflict in het twee-statenmodel ligthiermee wordteen schijnneutraliteit in stand gehouden die het onmogelijk maakt om een definitie van de bezetting te vormen die tot een rechtvaardige oplossing zou leiden.
Er leven tussen de rivier de Jordaan en de Middellandse Zee twee volken: de Palestijnen en de Israëli’s. In de relatie tussen die twee gaat het niet om een conflict maar om bezetting en overheersing, waarbij Israël de bezetter is en de Palestijnen bezet zijn. Hier is dus geen sprake van een conflict tussen gelijkwaardige politieke en militaire entiteiten.
Een van de meest efficiënte en meedogenloze controlemiddelen die het Israëlische bestuur in de bezette gebieden toepast, is het afzetten van de leefgebieden, gepaard met bureaucratische beperkingen op de bewegingsvrijheid. Op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem komt dat neer op het plaatsen van wegversperringen en de bouw van de scheidsmuur. Daarbij moeten Palestijnen een vergunning hebben om zich te kunnen verplaatsen, worden bepaalde gebieden tot verboden militair terrein verklaard, moeten de Palestijnse bewoners binnenshuis blijven tijdens de curfew en belanden sommigen in de gevangenis zonder enige vorm van proces.
De miljoenen Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem delen het grondgebied met meer dan een half miljoen Israëlische kolonisten, die absolute bewegingsvrijheid genieten. Zij delen het land maar leven in totaal verschillende werelden. Israël heeft de geografie van het gebied veranderd door enerzijds obstakels op te werpen en anderzijds omwegen, bruggen en tunnels aan te leggen. Het gebied ziet er voor de twee volken heel anders uit: voor de een open, voor de ander dicht. De Israëli’s beleven de ruimte net als ik vroeger, toen ik naar school liep zonder een grens te zien. Dat is bijvoorbeeld heel anders voor de ruim 100,000 Palestijnse inwoners van bepaalde wijken van Oost-Jeruzalem die door de scheidsmuur afgesneden zijn van de stad.
Naast de fysieke scheiding bestaan er in de bezette gebieden ook twee gescheiden bureaucratieën, gescheiden rechts-, gezondheids- en onderwijsstelsels enzovoort. Dat de Palestijnen die op de Westelijke Jordaanoever onder Israëlisch bestuur leven geen stemrecht hebben spreekt in het licht hiervan voor zich. Deze vorm van gescheiden levens in één gebied onder één bestuur heeft een naam; dat heet geen ‘conflict’ maar ‘apartheid’.
In haar buitenlandse beleid – gedreven door schuldgevoelens over het verleden en een plichtsbesef jegens Israël – behandelt Nederland Israël met zijden handschoenen. In plaats van een einde aan de bezetting te eisen, stemt Nederland tegen elke internationale veroordeling van Israël, ook wanneer deze terecht is. Maar juist door de geschiedenis en het plichtsbesef jegens de mensenrechten en het internationale recht zou Nederland zich bij het thema Israël-Palestina moeten baseren op gerechtigheid en niet een lijn blijven volgen die de bezetting in stand houdt. Bovendien zou Nederland de situatie in de bezette gebieden moeten omschrijven met het woord dat Nederland zelf aan het wereldlexicon heeft bijgedragen: apartheid, en zou het als absolute voorwaarde voor elk gesprek over een mogelijke oplossing moeten eisen dat het militair bestuur opgeheven wordt en dat alle bevolkingsgroepen die in hetzelfde gebied leven gelijkwaardig behandeld worden.
Na vijftig jaar bezetting, zou de Nederlandse politiek moeten inzien dat Israël na al die tijd niet van plan is daar een einde aan te maken. Pas als Nederland de zijden handschoenen uittrekt en internationaal ingrijpen ondersteunt kan er meer zicht komen op een rechtvaardige oplossing.