Wilders en de zijnen zouden zich eens echt moeten verdiepen in de 400-jarige relatie tussen Nederland en Turkije
Aan de vooravond van zijn bezoek aan Nederland, haalde de Turkse president Abdullah Gül fel uit naar de omstreden Nederlandse politicus Geert Wilders. Volgens Gül is Wilders een islamofoob die met zijn extreme geluid radicalen voedt en een klimaat schept van ‘wij tegen zij’. Wilders reageerde zoals te verwachten ondiplomatiek en twitterde: ”Turkse humor: christen-pester, koerden-mepper, hamas-vriend en islamist Gül klaagt over tolerantie”. De reden van Güls komst is dat Turkije en Nederland vieren dat zij dit jaar 400 diplomatieke betrekkingen met elkaar onderhouden. Zeker Wilders en de zijnen zouden zich eens echt moeten verdiepen in de relatie tussen beide landen.
‘Liever Turks dan Paaps’
Sinds 1612 hebben Turkije (toen nog het Ottomaanse Rijk) en Nederland (de Republiek) officiële diplomatieke betrekkingen. De contacten waren echter al eerder gelegd, tijdens het begin van de Tachtigjarige Oorlog.
Willem van Oranje had contacten met Don Juan Miquez, een rijke joodse bankier uit Spanje die vanwege de inquisitie naar Constantinopel (het huidige Istanbul) was gevlucht. Willem van Oranje hoopte geld te kunnen lenen, om de Nederlandse Opstand tegen Spanje te kunnen blijven financieren. Via Miquez kwamen de Nederlandse opstandelingen met het Ottomaanse Rijk in contact. Ze hadden een gezamenlijk vijand: Spanje.
De Nederlandse opstandelingen wilden godsdienstvrijheid. Ze prefereerden het islamitische Ottomaanse Rijk boven het Rooms-katholieke Spanje. Toen de geuzen in 1574 de stad Leiden ontzetten, hadden hun boten Turkse vlaggen, en penningen in de vorm van een halve maan, met daarop de leus “Liever Turks dan Paaps”. De sultan liet christenen in zijn rijk extra belasting betalen, maar zette ze niet op de brandstapel.
De geuzen zongen veel liederen die ik als kind op mijn protestants-christelijke school uit mijn hoofd moest leren, zoals het ‘Wilhelmus’, het ‘Merck toch hoe sterck’ en ‘In naam van Oranje doe open de poort’. Ze hebben ook een liedje over de Turken gezongen:
Den Prince van Oraengien triumphant Godt sal hem gheven wijsheyt en verstant, Op dat Gods Woort tot desen stonden, Mach gepreect worden aen elcken cant, Liever Turcks dan paus bevonden. Al is den Turk gheen Christen genaemt, Hy en heeft niemant om tgeloove gebrant, Als die papisten doen alle dage
In Zeeuws-Vlaanderen heet een klein dorpje Turkye. Prins Maurits, de zoon van Willem van Oranje, noemde het dorpje zo, vanwege de Turkse steun aan de Nederlandse opstand. De Nederlandse schrijver Dirk Volkertsz. Coornhert prees ook de Turkse tolerantie en wees erop dat de Turken de godsdiensten van onderworpen volken respecteerden.
In 1612 ontstonden de eerste officiële diplomatieke betrekkingen, toen er Nederlandse gezant in Constantinopel kwam, Cornelis Haga. Waar vroeger de Nederlandse ambassade gevestigd was, zit nu het consulaat generaal, omdat sinds 1923 Ankara de hoofdstad is. Toen ik in de herfst van 2010 in Istanbul was, heb ik het gebouw nog eventjes gezien.
Ik had nog even nagegoogled, en uiteraard had Geert Wilders al eerder bezwaren aangetekend tegen de viering van het 400-jarige bestaan van de Nederlands-Turkse betrekkingen:
“Er is niets te vieren. Het islamitische regime van Gül en zijn partijgenoot, de Turkse premier Erdogan, is geen waarachtige vriend van het Westen en dus ook niet van Nederland. President Gül is niet welkom. (…) De islam is fundamenteel intolerant ten opzichte van jodendom, christendom en humanisme.”
Dat de Turks-Nederlandse betrekkingen tot stand kwamen door een Joodse handelaar uit Constantinopel en de Nederlandse opstandelingen de Turken zagen als lichtend voorbeeld van tolerantie, lijkt de politicus niet te weten.
Ook culturele overwegingen speelden een rol in de Nederlandse belangstelling voor het Ottomaanse Rijk. Zo vonden bijvoorbeeld zeldzame manuscripten hun weg naar Nederlandse bibliotheken. Eind zestiende eeuw kwam de tulp vanuit Turkije naar Europa, die in Nederland eerst tot een periode van tulpengekte leidde en zich langzamerhand tot nationaal symbool ontwikkelde. De handelsbetrekkingen bleven zich voorspoedig ontwikkelen. In de negentiende eeuw vestigden veel Nederlandse kooplieden zich in het Ottomaanse Rijk, waar zij kansen zagen op het gebied van handel en landbouw.
In de twintigste eeuw bleven de contacten goed. Toen de Turken hun onafhankelijkheidsoorlog voerden tegen de Grieken, die Anatolië via Izmir waren binnengevallen, waren de Nederlandse kranten het Algemeen Handelsblad en de Haagse Post twee van de weinige kranten in Europa, die positief over de Turkse kant van het verhaal schreven. Nederland was één van de waarnemers op de Lausanne-conferentie in 1923, toen de Turks-Griekse oorlog werd beëindigd en de grenzen van het moderne Turkije werden vastgesteld. Nederland maakte geen bezwaar tegen de beëindiging van capitulatiesysteem, waardoor de Nederlanders in Turkije hun geprivilegieerde juridische positie moesten opgeven.
De Groenteman en de Turk In de jaren zestig van de twintigste eeuw worden de banden tussen Turkije en Nederland nog veel hechter, als gevolg van de komst van Turkse gastarbeiders naar Nederland. De Nederlandse economie groeit in de tijd heel snel, en Nederlandse bedrijven hebben behoefte aan goedkope werkkrachten die laaggeschoold werk verrichten. Als de Nederlandse economie in de jaren zeventig en tachtig in de crisis komt, en veel bedrijven automatiseren, raken veel gastarbeiders werkloos. Omdat ze niet terugkeren naar Turkije maar daarentegen hun gezinnen laten overkomen naar Nederland, ontstaat er een grote etnische en culturele minderheid in Nederland, die in sociaal-economisch opzicht gebied behoorlijk is achtergesteld.
Het politieke verzet tegen de multiculturele samenleving bleef aanvankelijk beperkt tot marginale partijen, aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Naast ‘extreem-rechtse’ partijen als de Nederlandse Volksunie en de Centrumpartij keerden ook de conservatief-socialistische partij DS’70 en de kleine orthodox-christelijke partijen GPV, RPF en SGP zich tegen de komst van gastarbeiders en hun gezinnen.
Zo vond GPV-Kamerlid Bart Verbrugh dat “niet-assimileerbare etnische minderheden”, waarmee hij vooral doelde op moslims, de ontplooiing van Nederland remden en was hij van mening dat de islamitische bouwstijl niet paste bij de Nederlandse cultuur. Hij pleitte daarom voor het niet toekennen van passief kiesrecht aan mensen uit Turkije en Marokko, omdat zij een dubbele nationaliteit hadden en bovendien bezig zouden zijn met “islamitische groepsvorming”.
Onder grote politieke partijen, CDA, PvdA, VVD en D66, en de kleine linkse partijen bestond er daarentegen een multiculturele consensus. Andere culturen, ook de Turkse, vormden een verrijking voor de Nederlandse samenleving. Tot de komst van Fortuyn, werd kritiek op negatieve aspecten van de multiculturele samenleving door de politieke en culturele elite van Nederland meteen met racisme en discriminatie in verband gebracht.
Behalve voor discussies zorgde de komst van de Turken in Nederland ook voor humor. Het komische duo Van Kooten & De Bie dreef de spot met de omgang van autochtone Nederlanders met de Turkse gastarbeiders. Hilarisch is het filmpje van ‘ De groenteman en de Turk ’ uit 1984, waar groenteman Henk Blok ‘Turks’ en ‘Marokkaans’ heeft geleerd, om zijn allochtone klanten beter te kunnen helpen. Hij praat tegen ze in een soort van kleutertaaltje, met de impliciete boodschap dat Turken omdat ze nog niet zo goed Nederlands kunnen spreken eigenlijk heel dom zijn. Een zak aardappelen is een zak apies bijvoorbeeld. Aan het slot van de sketch wordt duidelijk, dat de Turkse klant helemaal niet dom is. Hij zegt dat het hem verbaast, dat Nederlanders steeds slechter hun moedertaal spreken.
De ontspannen manier, waarmee Van Kooten & De Bie aspecten van de multiculturele samenleving op de hak nemen, werkt mijns inziens verfrissend. Het progressieve multiculturele discours, dat met name nog gepropageerd wordt in PvdA- en GroenLinks-kringen, en het conservatieve monoculturele discours, dat behalve door de PVV ook door de VVD en de christelijke partijen wordt aangehangen, hebben met elkaar gemeen dat ze uiterst serieus en moralistisch zijn. Alles wordt heel zwart-wit gezien, in schema’s van goed en fout. Je krijgt dan van die boektitels als Het verraad van links (Carel Brendel) of Winnaars en verliezers (Leo en Jan Lucassen).
Het is erg opvallend, dat in het nieuwe millennium er eigenlijk nauwelijks over Turkse Nederlanders wordt gediscussieerd. Het gaat vooral over Marokkaanse Nederlanders. Uit wat cijfers blijkt, dat Turkse Nederlanders na hun aanvankelijke maatschappelijke achterstand aan het inhalen zijn. Na de Chinezen kennen de Turken als bevolkingsgroep de meeste zelfstandige ondernemers, zo’n 10%. Het geboortecijfer ligt ook erg laag, op 1,7, dat is veel lager dan het Marokkaanse geboortecijfer, en zelfs net iets lager dan het autochtone geboortecijfer. Het opleidingsniveau stijgt ook. Wel is de Turkse gemeenschap nogal erg op zichzelf gericht, in vergelijking met bijvoorbeeld de Marokkaanse gemeenschap en is de taalachterstand groter.
Hoewel iedereen dit voor zichzelf natuurlijk mag beslissen, denk ik dat Turkse Nederlanders hun Turkse en hun Nederlandse identiteit zouden moeten koesteren. Dit biedt denk ik ook veel economische en culturele kansen. Men is in beide talen en culturen thuis, wat een groot voordeel is voor handel en voor culturele uitwisseling. Turkije is één van de weinige landen waarvan de economie groeit in deze crisistijd. Ik zou proberen kansen te grijpen waar ze liggen.
Dit is een geactualiseerde bewerking van mijn bijdrage aan de Paneldiscussie van het Peritus Network, 16 februari 2012.