Bespiegelingen over de opkomstplicht
Nu volgens bepaalde hoge heren en een enkele dame de oorlog in het verschiet ligt wordt steeds vaker voorgesteld de opkomstplicht in ere te herstellen. Dan moeten net als tijdens de Koude Oorlog de jongens – en gezien de tijdgeest ook de meisjes – opkomen voor hun nummer.
Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Destijds moesten in principe alle jonge mannen op hun negentiende in dienst. Volgens het CBS telt de leeftijdscategorie van achttien tot vijfentwintigjarigen precies 1.612.954 personen. Die moet je dus allemaal een tot anderhalf jaar ergens onderbrengen, in een uniform steken, bewapenen en trainen. Niet allemaal tegelijk natuurlijk: er kunnen redenen zijn waarom je niet al op je negentiende op hoeft te komen: omdat je eerst je opleiding moet afmaken bijvoorbeeld. Toch is het een titanenkarwei.
Ik ben er destijds gemakkelijk van af gekomen. Vanwege mijn grote kippigheid werd ik al op een derde van de dienstkeuring door een sergeant naar huis gestuurd met de woorden: “Ga jij maar terug naar je moeder”. Dat scheelde me een aantal problemen. Ik hoefde niet bang te zijn door het leger te worden opgeroepen als ik te lang over mijn studie deed. Ik hoefde niet te overwegen me als gewetensbezwaarde te melden zodat ik niet voor een commissie hoefde te verschijnen om daar de vraag te beantwoorden: “Wat doe je als je zus wordt verkracht?”. Het juiste antwoord was: “Die sla ik dood maar dat is nog geen reden om ook zijn vader, zijn moeder, zijn familie en al zijn landgenoten dood te slaan”. Bij elke keuring hoorde een gesprekje met een psychologisch getrainde militair. “Heb je veel vrienden of een bijzondere?” wilde deze standaard weten. Als je antwoordde: “Een bijzondere” dan wist het leger genoeg en kreeg je S5. Dat wilde zeggen: je was afgekeurd op psychische gronden. Zo’n oordeel had vervelende kanten want het kon je een leven lang vervolgen, bijvoorbeeld tijdens sollicitaties. Met S5 gold je als labiel. Ik had mij overigens voorgenomen om bij onverhoopte goedkeuring gewoon in dienst te gaan en er het beste van te maken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw leerde ik dat dit een onverstandig besluit zou zijn geweest. Er heerste toen veel werkloosheid. Dienstweigeraars in mijn omgeving kregen na afloop van hun alternatieve diensttijd vaak van hun werkgever een contract aangeboden terwijl zandhazen na ontslag uit dienst met lege handen bleven staan.
Tot het vaste repertoire in de kroeg behoorde tot het eind van de vorige eeuw het dienstverhaal. Dat ging meestal over zinloos marcheren, kwaadaardige onderofficieren, diepe verveling en het zogenaamde balen. Men sprak dan met de autoriteit van de “oude stomp”, de geroutineerde dienstplichtigen die al richting groot verlof liepen. Zij behandelden de nieuw aangekomenen, de zogenaamde “fillers” met minachting. Die accepteerden dat in het besef ook “oude stomp” te worden. De algemene indruk uit zulke verhalen was dat de diensttijd één grote tijdverspilling was die je hoogstens achterop bracht in je latere loopbaan.
Inderdaad vormt dit een vaak vergeten element in de hele discussie rond de invoering van de opkomstplicht. Je haalt een hele generatie een tot anderhalf jaar uit het productieproces. Je zorgt voor een onderbreking in de opleiding. Dit leidt tot enorme maatschappelijke en persoonlijke kosten.
Allemaal zaken om rekening mee te houden.
Maar dat is niet de hamvraag. Die luidt: hoe lang en op welke gebieden moet je een moderne soldaat trainen? Kun je het af met een beetje exerceren, een beetje afblaffen en een beetje schietles zoals vroeger.
Het heeft geen zin het wiel opnieuw uit te vinden. Nederland kan voor het antwoord op deze vragen het best te rade gaan bij legers die oorlogen winnen. Het zal menig lezer niet bevallen maar je komt dan toch in Israël terecht.
Hoe hebben ze het daar op touw gezet?
Op hun achttiende worden alle Israëli – mannen en vrouwen – dienstplichtig voor het leger. Voor burgers met een Arabische (Palestijnse) achtergrond wordt een uitzondering gemaakt maar dat is voor Nederland niet relevant. Net zo min als het gegeven dat bepaalde zeer religieuze joden tot nog toe ook van dienstplicht zijn vrijgesteld. Jongens dragen drie jaar lang het uniform, vrouwen slechts twee jaar, hetgeen een oneerlijke indruk maakt. Kom je in aanmerking voor een officiersrang, dan moet je een jaar langer blijven. Pas na de diensttijd gaan Israëli doorleren.
Wat nu volgt, is ontleend aan de website van de Israëlische defensiemacht.
De opleiding van rekruten begint met een eerste oefening waarin het strikt volgen van militaire procedures, discipline, schieten, lichamelijke oefening en marcheren centraal staan. Pas daarna volgt de officiële opname in het leger en begint de specialisatie. Elke nieuwbakken soldaat wordt toegewezen aan een brigade met een bepaalde taak, bijvoorbeeld mijnen ruimen of leggen, tunnels veroveren, et cetera. Of het verzamelen van informatie op het gebied van de vijand. Of actief hulp verlenen bij aardbevingen en andere rampen. Dit alles wordt na ongeveer een jaar besloten met de zogenaamde Massa Cumta, de mars van de baret. De soldaten leggen een nachtmars af van een dikke dertig tot zeventig kilometer in volle bepakking om daarna tijdens een speciale plechtigheid hun baret te ontvangen.
Ze zijn dan volleerde strijders.
Op de slagvelden van Gaza is slechts vier procent van de soldaten vrouw. Achter de fronten ligt het anders: daar verrichten ze allerlei ondersteunende diensten zonder zelf de strijd aan te gaan. Aanvankelijk verrichten in Israël de vrouwelijke dienstplichtigen de taken die volgens conservatieve opvattingen bij hun gender pasten: in de verpleging, bij de administratie. De eerste vrouw die straaljagerpiloot wilde worden, moest daar eerst een proces voor winnen bij het Hooggerechtshof. Momenteel kent het leger twee gemengde aanvalsbataljons die in de praktijk voor het merendeel uit vrouwen bestaan, de Leeuwen van de Jordaan en het Bardelas bataljon. Er zijn ook tanks met vrouwelijke bemanning maar toch bestaat de indruk dat de meeste vrouwen niet in gevechtssituaties geplaatst worden.
Uit dit alles blijkt dat dienstplichtigen om behoorlijk te kunnen functioneren specialistische vakkennis nodig hebben. Die maakt ook het grootste deel van de opleiding uit. Pas na een intensieve training van een jaar heeft het leger wat aan ze.
Israël is trouwens zuinig op zijn soldaten. Op 5 november 2024 waren er in de oorlog met Hamas en Hezbollah 1706 Israëli omgekomen, burgers en militairen, de slachtoffers van 7 oktober niet meegeteld.
Je kunt natuurlijk vertrouwen op brute kracht en de jonge generaties inzetten als kanonnenvoer maar dat leidt op den duur alleen maar tot nationale verzwakking zoals straks zal blijken als de oorlog tussen Oekraïne en Rusland beëindigt wordt. Nederland kan het zich niet veroorloven hele generaties de dood in te jagen.
Dat zijn wezenlijke lessen voor wie in Nederland opnieuw de opkomstplicht zou willen invoeren.
Beluister Beste ouders, lieve Ine van Rijk de Gooijer:
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin zeker nu de laatste putten niet dicht blijken. Tevens noem ik de PVV een extreemrechtse partij.
Beluister Het Geheugenpaleis, de wekelijkse podcast van Han van der Horst en John Knieriem over politiek en geschiedenis. Nu: moet levensbeschouwelijk onderwijs nog wel worden gesubsidieerd?