De wereld zag een perfect verzorgd heertje verklaren dat hij een eenvoudig arbeider was in de wijngaard des heren.
De op oudjaar overleden emeritus paus Benedictus XVI is herdacht als een groot theoloog die evenwel zijn kerk niet in de hand kon houden. Toch – zo besloot menig in memoriam – was hij een groot vernieuwer want een Heilige Vader die aftreedt, dat was ongehoord.
Benedictus XVI – zijn echte naam luidde Joseph Ratzinger – heeft ongelooflijk veel geleerde artikelen en boeken op zijn naam staan over het geloof. Uitgeverij Herder wil zijn verzamelde werken – preken incluis – uitgeven in niet minder dan zestien delen. Toch is hij altijd binnen de lijntjes van de roomse orthodoxie blijven kleuren. Wat hij publiceerde waren eerder samenvattingen en herinterpretaties van de rechtzinnige stromingen in de katholieke theologie. Het was geen man die nieuwe wegen insloeg of bijzondere perspectieven opende. Geen wonder dat paus Johannes Paulus II hem naar Rome haalde om daar de orthodoxie te bewaken en werkelijk vernieuwende stromingen zoals de theologie van de bevrijding te bestrijden en te veroordelen.
Johannes Paulus II – Karol Woytila – was een kerkvorst die groot werd achter het ijzeren gordijn. Hij verdedigde het katholieke geloof en de kerk tegen de aanvallen van het communistische regime in Polen. Hij deed dat door zijn eigen gietijzeren geloofsopvattingen te plaatsen tegenover die van het regime. Wat dat betreft leek hij sterk op zijn tegenstanders. In Rome handhaafde hij de conservatief-katholieke tradities met stelligheid en als het moest met harde hand. Ratzinger leverde er de theologische argumenten bij. Wat dat betreft waren ze net Leonid Brezjnev en Michail Soeslov, de chef ideologie in het Kremlin.
Het Vaticaan is een soort koninklijk hof en de top leeft er goed van, net als trouwens de nomenklatura in het voormalig Oostblok. Zo beschikte Johannes Paulus II over een particulier zwembad. Ook de kardinalen aan dit hof zijn liefhebbers van luxe. Dat was te zien toen Joseph Ratzinger zich na zijn verkiezing tot paus aan het volk van Rome presenteerde. Hij zag er uit om door een ringetje te halen. Bij latere openbare optredens kwamen soms zijn elegante rode schoenen onder de soutane uit. De wereld zag een perfect verzorgd heertje verklaren dat hij een eenvoudig arbeider was in de wijngaard des heren. Wie zulke woorden spreekt in deze outfit met achter zich de pracht van het Vaticaan is ijdel en wereldvreemd tegelijk. Mijn vader had een omschrijving voor zulke heren geestelijken. Hij noemde ze zije zijkerts en dacht daarbij aan kapelaans in scherp gesneden clergyman kostuum met boven hun priesterboord een zelfingenomen kop, mannen die op klaaglijke toon wereldvreemde preken hielden en – volgens mijn vader dan – van jongs af aan in de watten waren gelegd. Van de wereld begrepen zij niet veel. Mijn vader had dan ook een hekel aan jongens met roeping die niet naar de fabriek hoefden maar naar het seminarie mochten. “Als zij met vakantie thuis kwamen, kregen zij als enige roomboter”, wist mijn vader. “Maar verantwoordelijkheid nemen voor het gezinsinkomen ho maar”. Zelf was hij op zijn veertiende aan het handje van mijn oma naar een drukkerij gebracht om daar het vak van handzetter te leren. Zo handelden oma en opa ook met de andere kinderen. Doorleren – dat kwam de hoofdbroeder van de Sint Thomas School steevast bepleiten – zat er niet in. Gelukkig had niemand in het gezin roeping.
Als zo’n geestelijke op huisbezoek kwam, zette mijn vader de televisie onmiddellijk af. Hij kreeg koffie maar voor de rest bleef hij op een droogje zitten. Gesprekken lieten mijn ouders beleefd doodlopen. Meestal nam het bezoek dan na een half uur de pleitvaart.
De vader van mijn lief dacht er net zo over. Hij zag eens hoe de bovenbuurman knielde voor zijn net tot priester gewijde zoon en diens hand kuste. Daar sprak hij tot zijn dood schande van.
Anders was het als zich bij ons een missionaris meldde. Die onthaalde mijn vader onmiddellijk op borrels en sigaren. Daar had hij respect voor. Die lui stonden midden in de maatschappij, hier of in Afrika. Daar kon je een normaal gesprek mee voeren. Mijn vader meende bovendien dat het juist arbeiderszonen waren die naar de missie gestuurd werden terwijl de zije zijkerts in de luxueuze pastorieën rijkeluiskinderen waren.
Joseph Ratzinger had mijn vader een koude ontvangst bereid, maar paus Franciscus zeker getrakteerd op borrels en sigaren à volonté. Daar had hij zeker een missionaris in herkend. Niet dat de huidige paus minder orthodox is dan zijn voorgangers. Daar moet een mens zich niet in vergissen. Hij staat wél met beide voeten in de wereld. Paus Franciscus – Jorge Mario Bergoglio – woonde als kardinaal van Buenos Aires liever op een flatje dan in het aartsbisschoppelijk paleis. Zijn geliefkoosde middel van vervoer was de metro. Hij voelt zich een priester van het volk. Hij wil met zijn boodschap gewone mensen aanspreken. Dat maakt hem daarmee niet in een linkse zin maatschappijkritisch. De katholieke kerk heeft naast de gemanicuurde estheten van het type Ratzinger net zo’n traditie op het gebied van volkspredikers. Een typerende uitspraak van Franciscus is: een eredienst moet kort zijn maar krachtig. Het elfde deel van Joseph Ratzingers verzamelde werken gaat over theologie en liturgie. Van moderne fratsen is hij niet gediend. Ik had hem dan ook niet zo gauw op straat gezien, waar hij de mis opdraagt achter een altaarsteentje op een inderhaast naar buiten gesleepte cafétafel. Benedictus XVI voelde zich juist op zijn gemak in een eeuwenoude kathedraal waar de heiligenbeelden met fonkelende juwelen zijn bezet. Om daar in kostbare misgewaden een verheven liturgie uit te voeren, begeleid door de hemelse muziek van koor en orgel.
Zoals het een zije zijker past.
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.
Beluister Het Geheugenpaleis, de wekelijkse podcast van Han van der Horst en John Knieriem over politiek en geschiedenis.