Meer dan de helft van de Nederlandse bevolking heeft bij de verkiezingen behoudend gestemd. Het op korte termijn ervaren eigenbelang stond daarbij centraal. Noodzakelijke veranderingen voor het eigenbelang op langere termijn werden grotendeels genegeerd. Denk daarbij aan een adequaat klimaatbeleid en tevens aan een sterke Europese Unie voor enerzijds de bescherming van democratie en veiligheid, anderzijds als mondiaal machtsblok voor de bescherming van onze economie.
Het valt niet te ontkennen dat voor velen een gevoel van ‘We hebben het toch goed, laat het blijven zoals het is’ een belangrijke rol speelt. Steeds meer speelt ook de sociale structuur een rol. Er wordt steeds minder gezamenlijkheid en solidariteit ervaren en dat leidt tot onvrede en verzet. Dat gebrek aan solidariteit heeft meerdere componenten maar ik wil er graag twee uitlichten.
Allereerst gaat het om de (begin)kansen in de samenleving. Een goede beschrijving daarvan vinden we in De Tirannie van Verdienste van M. J. Sandel (2020). Hij toont vooral aan hoe het hedendaagse populisme slechts zijdelings te maken heeft met een ongelijke verdeling van inkomens maar vooral een ethische en culturele component heeft. Een groeiend deel van de bevolking voelt zich ondergewaardeerd. Dat heeft alles te maken met de tirannie van verdienste als gevolg van het meritocratische ethos dat in de afgelopen decennia heeft geleid tot hoogmoed. Deze hoogmoed weerspiegelt de neiging van de winnaars die zich laten bedwelmen door hun eigen succes, en daarbij alle geluk en voorspoed buiten beschouwing laten die hen op weg hebben geholpen. Degenen die aan de top belanden geloven vol zelfvoldane overtuiging dat ze hun lot verdiend hebben en dat dat dus ook geldt voor de mensen die aan de onderkant terechtkomen. Dit laat weinig ruimte voor solidariteit. Die zou wel kunnen ontstaan wanneer we ons realiseren hoe lukraak talenten worden uitgedeeld en hoe willekeurig het lot ons kan treffen.
Een tweede gebrek aan solidariteit heeft te maken met de conservatieve opstelling en de angst voor verandering van velen. Men zoekt een veilige omgeving en er heerst geheel terecht grote onzekerheid over wat de toekomst brengen zal. Het klimaatbeleid wordt in de portemonnee gevoeld. Ook andere prijzen stijgen. De behoefte aan zekerheid en met name financiële zekerheid is groot.
De oplossing voor die financiële zekerheid ligt voor de hand. Een onvoorwaardelijk basisinkomen heeft vele kwaliteiten (zie hier een kort overzicht) en geeft die zekerheid en de mentale rust die daarbij hoort. Maatregelen als het verhogen van het minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen zijn goedbedoeld maar geven die noodzakelijke onvoorwaardelijke zekerheid niet. Zo’n basisinkomen vermindert ook de ethische en culturele wig in de samenleving wanneer de ‘kansrijken’ in de ogen van Sandel dat basisinkomen gaan betalen. Dat betreft een veel grotere groep dan alleen de ‘superrijken’. Deze groep moet niet alleen betalen maar ook duidelijk en expliciet worden aangesproken op hun vaak te positieve zelfbeeld en het daaruit voortvloeiende gebrek aan verantwoordelijkheid voor anderen.
Het is duidelijk dat de belangrijkste pijler voor solidariteit het vermogen van iedereen tot zelfkritiek en gevoel voor beschaving is. Niettemin kan een steun in de rug geen kwaad. Een basisinkomen draagt bij aan de o zo noodzakelijke solidariteit.