Duurzaamheid moet vanzelfsprekend niet al te duur worden voor bedrijven en boeren
De Amsterdamse bankier en hoogleraar Barbara Baarsma – SER-lid – heeft een boekje gepubliceerd, Nederland voedselparadijs. De ondertitel daarvan, Kansen voor korte ketens , verwijst naar haar pleidooi om de afstand tussen producent en consument te verkleinen. Dat is beter voor boeren, burgers en voor de planeet.
Niet verrassend, dit boekje, want Baarsma’s Rabobank timmert al een tijdje aan de weg met de ‘circulaire economie’ van de kringloop. Je kunt je bedrijf door de bank laten doorlichten op ‘circulariteit’, Rabo-cursussen daarin volgen, kortom, een hot item. Het bedrijfsleven is namelijk enthousiast over kringloop, dus de bank volgt. De publieke opinie lijkt te kantelen inzake CO2 en gif, dus de verstandige ondernemer beweegt mee.
Daarom ook heeft op 25 september 2020 een aantal financiële instellingen, waaronder ASN, Aegon, Robeco, ASR en Rabobank een oproep gedaan voor biodiversiteit. De structurele degeneratie van natuurgebieden zou de productie van agrarische ondernemers kunnen bedreigen. Bijensterfte voor fruittelers bijvoorbeeld. Die oproep dient vooral het welbegrepen eigenbelang van de banken, want zij hebben voor 510 miljard euro aan financieringen uitstaan die risico lopen bij zo’n verlies aan biodiversiteit. Dit volgens De Nederlandsche Bank en het Planbureau voor de Leefomgeving juni dit jaar. Daarnaast wezen DNB en het PBL erop dat veranderend overheidsbeleid inzake het klimaatakkoord bedrijven waaraan geld is geleend in de problemen kan brengen.
Terug naar Baarsma. Als het om boeren en milieuzaken gaat, is haar manoeuvreerruimte uiterst beperkt. De Rabobank – de ‘bo’ komt van de oude Boerenleenbank – heeft de afgelopen jaren nogal gemakkelijk geld aan boeren geleend, die daarmee nog meer vee kochten, grotere, nieuwe stallen bijbouwden, alsmede zwaarder, nieuw materieel aanschaften. Dit tegen alle waarschuwingen van overheid en deskundigen in, die erop hamerden dat de EU het resultaat daarvan, nog meer mestoverschotten, niet zou accepteren.
De Rabobank is de grootste schuldeiser van deze boeren. Omdat Baarsma hen als klant wil houden, wacht ze zich er wel voor om jegens hen wetten, regels en handhaving te eisen. Ze weet ook uiteraard welke grove bedreigingen haar D66-partijgenoot Tjeerd de Groot over zich heen kreeg, toen hij met het zinnige voorstel kwam de Nederlandse veestapel te halveren.
Het moet van haar wel een tandje minder, waartoe ze de boeren wil verleiden , via neoliberale marketingtechnieken. Het gegeven dat de problemen van goedkope productie via lange, vervuilende ketens vooral door agrarische megabedrijven worden veroorzaakt en door de lageprijzendeals die de supermarktketens en andere grote afnemers met hen sluiten, mag in Baarsma’s scenario evenmin een rol spelen. Ook deze spelers zijn immers (potentiële) klanten van de Rabobank.
Nederland voedselparadijs begint In Brazilië, aan de rand van een onmetelijk groot sojaveld. Daar zag Baarsma het circulaire licht en bekeerde ze zich tot de korte ketens. Er werd in die streek alleen soja verbouwd, voor de export, waardoor de lokale bevolking geen behoorlijk ander voedsel had.
Waarheen wordt die soja ook alweer geëxporteerd, vraagt de lezer zich af. Weliswaar vertelt ze later in het boek dat veel van die soja naar Nederlandse varkensboeren gaat, maar Baarsma zwijgt over de uiterst vervuilende stookolieschepen die dat krachtvoer aanleveren, evenals over de gruwelijke ecologische ramp die het massale kappen van de Amazone-regenwouden veroorzaakt.
Eenzelfde halfslachtig verhaal over onze Noordzee-garnalen. Baarsma vertelt hoe die helemaal naar Marokko reizen, waar ze worden gepeld en via Engeland, waar ze met benzoëzuur worden behandeld, uiteindelijk in onze schappen belanden. Terecht vindt ze dit een misstand. Ze zwijgt echter over de machines die in ons land garnalen zouden kunnen pellen, maar door de grote pellers te duur worden bevonden. Rondsturen over zee is goedkoper. Heiploeg, een van onze grote pellers, is voor 35% eigendom van Baarsma’s Rabobank.
Duurzaamheid moet vanzelfsprekend niet al te duur worden voor bedrijven en boeren, is de impliciete en voorspelbare boodschap van Nederland voedselparadijs. Daarom blijft Baarsma in vage termen spreken over ‘de innovatieve toekomst van de Nederlandse landbouwsector’. Want bedrijven moeten kunnen shoppen wat in hun – innovatieve – straatje past en kiezen daarbij vooral waaraan ze kunnen verdienen. De bank faciliteert hen daarbij.
Kringloop volgens de ideologie van het bedrijfsleven (en Rutte III, in casu landbouwminister Carola Schouten) betekent dat alle onderdelen van de economie kunnen blijven groeien – waarom eigenlijk? – dat de overheid daarom zo weinig mogelijk wetten en regels stelt en het aan het bedrijfsleven zelf overlaat om de problemen op te lossen.
Een variant hierop heeft CDA-fractieleider Heerma voor zijn verkiezingscampagne bedacht. Geen landelijke overheid meer die regels aan de boeren oplegt die hun niet bevallen, want dat kost de christendemocraten stemmen. Neen, laat boeren en natuurbeheerders het onderling uitvechten. Verdeel en heers.
Werkelijk duurzame circulariteit bestaat uit verschillende fasen. Of, zoals Baarsma zegt, ketens. Bedrijven en Rabobank beperken zich tot één schakel, het goedkoper maken van een productiecyclus door die te verkorten. Recyclen is daarom bijzonder populair. Dat is echter slechts een klein deel van de circulaire productie. Aardig als je mest van jouw weide naar die van de buren kan rijden. Maar om wat voor weides gaat het? De dode monocultuur van raaigras, zonder biodiversiteit? Hoeveel water, kunstmest en gif verbruikten jullie weides? Wordt jullie onkruid biologisch bestreden? Is het veevoer biologisch geproduceerd? Draaien jullie boerderijen op duurzame energie? Worden vee en voer via elektrische auto’s getransporteerd? Verloopt de verwerking van het agrarische product en het uiteindelijke verpakken voldoende duurzaam?
Om deze vragen gaat het bij circulaire landbouw. Duurzaam van wieg tot graf, niet beperkt tot één schakeltje dat niet al te veel kost.
Baarsma’s bank is goed in marketing en reclame. Ze roemt dan ook de consumptie van lokale en seizoensproducten alsof dat onlangs door de Rabobank zijn uitgevonden. Dat vormt echter een al decennia bestaande praktijk in ons land. Zij het op kleine schaal, maar gelukkig groeiend. Het gaat om consumenten die bewust kiezen voor seizoensproducten, het liefst lokaal geteeld. Om boerderijen die hun producten vanuit de schuur verkopen en steeds vaker via marktkraampjes en boerderijwinkels in de bebouwde kom. Biologisch, steeds vaker. Mondjesmaat zijn supermarkten als AH begonnen met de producten van ‘streeckgenoten’ in de schappen, maar het biologisch gehalte daarvan is onduidelijk of afwezig.
Terecht maakt Baarsma bezwaar tegen verspilling. Maar ook hier bekeken door de neoliberale bril. Wij burgers zijn zondaars die verspillen dat het een aard heeft, als Onan in de Bijbel zijn zaad. Het is daarom een dure plicht jegens onze kinderen en kleinkinderen dat wij flink betalen voor recycling, voor de energietransitie en andere gevolgen van het zogenaamde klimaatakkoord. Direct via onze portemonnee, indirect via horizonvervuilende windturbines en voor zonneparken op plaatsen waar vroeger koeien liepen. Die panelen staan niet op de immense distributiedozen langs de snelwegen. Want bedrijven moeten vooral niet te veel offers brengen, immers alle getroffen door de coronacrisis en vergeet ook niet onze internationale concurrentiepositie in de toekomst.
Exact het omgekeerde betoogt Jaap Tielbeke in Een beter milieu begint niet bij jezelf. Een intelligent pleidooi om juist de bedrijven te laten investeren en vooral te laten betalen. Zo te zien was zijn doorwrochte pleidooi al verschenen voor Baarsma haar essay afsloot. Veelzeggend dat het ontbreekt in haar literatuurlijst.
Baarsma’s Rabobank blijft al met al deel van het probleem, niet van de oplossing.