© cc-foto: Michel Curi
Een warme donkerbruine stem kondigt ons arriveren in de stad van bestemming aan met gebruik van twee geweldige pleonasmen. Hij “herhaalt nogmaals…”, dat we hier “..tevens ook” kunnen overstappen naar het schitterende “ ’s HertogenDenBosch”. Die laatste verhaspeling onderstreept op ontroerende wijze de aardrijkskundige dan wel taalkundige kennis van deze door Googlemaps en NS-timetables aangestuurde jonge conducteur.
Een vrolijker begin van deze stadstour kan ik mij nauwelijks wensen (sowieso valt voor de taligen onder ons veel te genieten aan de omroepberichten in het openbaar vervoer maar daarover later weer eens een aparte observatie).
Stadspark als levendig frisgroene hot-spot bij dag en stille oase bij nacht. Het Valkenbergpark biedt hier een royaal entree tot het centrum. Gestolde historie in een fraai bronzen beeld van een moeder met een onwillig kind, althans, zo lijkt het. Het trekt aan de hand en neigt naar een andere richting. Schijn bedriegt echter ook hier. In 1940 sloegen ruim 50.000 inwoners van de stad op de vlucht voor het dreigend oorlogsgeweld en kunstenaar Hein Koreman ving die paniek in een bedriegelijk alledaags tafereel. Weer terug in de gang van alledag vindt men aan de rand van het park het Begijnhof met kruidentuin, waarnaast de fraaie collectie van het poppenhuismuseum. Wonderlijk en gekoesterd miniatuurleven. Vismarkt gevat in enig toeristisch verval.
De Oranjesingel omarmt het centrum. Een waterrijk bastion dat veel laat zien van de garnizoensstad die het ooit was. Water is natuurlijk leven maar bood ook bescherming. Majestueuze panden veelal bezet door advocaten- en notariskantoor. Zoveel straten, zoveel bouwstijlen. Volop ruimte.
Twee straten verder rotten de vensterbanken van de gevels en domineren koffieshop en groezelig café. Dwingende aanvechting over elk bemost muurtje heen te kijken. Sfeervol dat wel, en onvervreemdbaar verschijnsel in een moderne woonomgeving. Die discrepantie tussen arm en rijk, mooi en lelijk, oud en nieuw, allen kenmerken van de smeltkroes die Grote Stad heet.
Lange lanen en fraai groen beboomde straten. Indrukwekkende gevel van het huis van bewaring aan de Kloosterlaan met daarachter de donkere, dreigende Koepel aan de Nassausingel. Heersend ijkpunt van de stad. In de tuin van één van de twee naastgelegen directie-woningen wordt hout gekloofd alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. De cipierswoningen om de hoek hebben een vriendelijk, gedrongen voorkomen maar kunnen niet verhullen dat hun achtertuinen grenzen aan de mastodont met zijn beladen geschiedenis. De beruchte ‘Vier van Breda’ waren hier nog altijd voelbaar rond.
In de Rijngraafstraat het toegangshek naar de binnenplaats. Sportvelden met een houten wachthuisje uit vervolgen tijden. Temidden van ‘aangeboden ruimten’ en vluchtelingen-opvang waant men zich hier in een tijdscapsule. Een bubbel waarin historisch besef en hedendaagse realiteit als vanzelf samensmelten.
Onvermijdelijk tachtigerjaren nieuwbouw slaat je ongenadig hard in het gezicht. Geen enkele verwantschap of zachte overgang met de omgeving. Beklemmend gevoel alsof er een ruimteschip op een open plek is geland en daar langzaam is versteend. Architectonische misbaksels die het straatbeeld ontwrichten. Op de hoek Catharinastraat/Vlaszak lukt het enigszins om ingehouden nieuwbouw en een toefje moderniteit met de rest van de buurt te doen versmelten.
Verderop gelegen ‘Tuinen van Genta’ doen bijna Romaans aan. Een nieuwe oase waar jaren aan ontwikkelingsleed aan vooraf ging. Dat leed is nu grotendeels geleden en waar ooit de industrie welig tierde verrijst nu een ambitieus woonplan. Een soort binnenhof, geheel opgetrokken uit warm geel baksteen, poorten en grote raampartijen kenmerken de bijzondere bouwstijl. Nieuw wonen op de roemruchte fundamenten van deze bijzondere plek.
Namen van onbekende straten en pleinen. Altijd weer die stille verwondering. Hier begon veertig jaar geleden mijn jeugdavontuur tijdens de Stripdagen in het Turfschip. Ik stap door de tijd en maak mij met de trein naar het Noorden moeizaam los van de stille stad.
cc-foto: Michel Curi