Het laatste wat we nodig hebben is het simplistische duiden door bestuurders en politici
Sinds de avondklok is ingevoerd, zijn meerdere steden opgeschrikt door rellen, vernielingen en plunderingen. Maandagavond was helaas Rotterdam aan de beurt. Als Rotterdammer, als kind van Zuid, op steenworpafstand van de Beijerlandselaan raakt het mij diep. Later werd ook het Plaswijckpark getroffen. Velen zijn de dupe van de rellen: omwonenden, ondernemers, ouders, agenten en eigenlijk alle Rotterdammers. De stad kreeg direct na de ongeregeldheden gelukkig ook te maken met veel solidariteit. Werkelijk hartverwarmend om te zien hoe mensen elkaar te hulp schieten. Gemeente Rotterdam verleent ook de nodig steun.
De rellen in Rotterdam lijken weinig te maken te hebben met het grondrecht om te demonstreren tegen de avondklok. Tegelijkertijd kunnen we de ongeregeldheden niet helemaal los zien van de avondklok en eerdere coronamaatregelen. Rellen elders lijken als katalysator te hebben gewerkt voor de rellen in Rotterdam. Wat we nu vooral nodig hebben is rust. En het laatste wat we nodig hebben is het simplistische duiden door bestuurders en politici.
Simplisme Kwalijk dat politici, die nota bene zelf oproepen tot verzet tegen coronamaatregelen, met xenofobische zondebokpolitiek weten toe te slaan zodra jongeren van kleur de straten opgaan. Terwijl de daders in Rotterdam plunderden in een winkelstraat waar veel migrantenondernemers werden getroffen. De achtergrond van mensen wordt op de voorgrond geplaatst wanneer het daders betreft en niet slachtoffers. Het onversneden racisme om de diepere problemen in de samenleving af te schuiven op de ‘ander’ is kwalijk, maar niet nieuw.
Niet nieuw is ook de rechtse retoriek, de spierballentaal en dehumaniserende termen die politici bezigen, zoals “leger inzetten om het tuig aan te pakken” (Geert Wilders, PVV) en “ tuig dat onze agenten aanvalt” (Yesilgöz-Zegerius, VVD). Dit type retoriek creëert tweedeling, stoot mensen af en wekt de suggestie dat de oplossing voorhanden ligt, namelijk ‘tuig hard aanpakken’. Overigens opvallend hoe genormaliseerd deze retoriek is. Attje Kuiken (PvdA) vindt het bijvoorbeeld “pijnlijk om te zien dat dit soort reljeugd, tuig , de straten langsgaat, plundert” of Jesse Klaver (GL) met “dit tuig wat het is, dat moet stevig worden aangepakt”. Het zijn mensen, wiens gedragingen niet goed te praten zijn. Maar het zijn mensen.
Laten we het beestje bij de naam noemen: in Rotterdam ging het vooral om jongeren, vooral om jongens, Rotterdamse jongens, ónze Rotterdamse jongens. Jongens van wie het relgedrag niet toelaatbaar is. Dehumaniserende termen verergeren maatschappelijke spanningen en zetten mensen tegen elkaar op. De directeur van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid en voormalig Leefbaar Rotterdam-wethouder grijpt de gebeurtenissen aan om zijn mensbeeld te expliciteren: “Ongelooflijk hoeveel idioten er in je stad wonen”. Een politieagent heeft zich een soort heilige taak toegeëigend om “met rechte rug en vertrouwen (…) de schapen tegen de hyena’s [te] blijven beschermen ”. Of zoals de racistische uitingen ‘kankervolk’, ‘kutafrikanen’ en ‘pauperallochtonen’, op wie je moet ‘schieten’ van enkele agenten waarmee we eerder in Rotterdam geconfronteerd werden.
Simplistische duidingen scoren goed, maar bieden geen oplossingen voor dergelijke complexe, gelaagde vraagstukken. Hetzelfde simplisme valt te bespeuren in Ruttes uiting ‘dit is crimineel gedrag, dus we moeten niet gaan zoeken naar diepe sociologische verklaringen’. Een sterke wens van hem om weg te blijven van zoiets als voedingsbodem. Niet geconfronteerd willen worden met de eigen gecreëerde verslechterde condities op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt en woningmarkt. Dit is zijn manier om verantwoordelijkheden van zich af te schuiven. Wel opmerkelijk dat Rutte, de meest prominente pleitbezorger van ‘eigen verantwoordelijkheid’ zoveel mogelijk wegblijft van zijn eigen verantwoordelijkheid.
Wat bezielt deze jonge zielen? Naast repressieve maatregelen moeten we juist zoeken naar de oorzaken van de rellen en de achterliggende redenen. Sommige jongens zijn vaker in aanraking gekomen met de politie, maar als het bij alle jongeren die de straat opgingen zou gaan om rellen om maar te rellen, dan waren ze veel vaker massaal de straat op gegaan. Het is een tamelijk unieke gebeurtenis in een tamelijk unieke periode. Het bestaande voedingsbodem van onder meer armoede, schulden, institutioneel racisme en heersende wantrouwen jegens autoriteiten krijgt een nieuwe laag van verzet tegen coronamaatregelen bovenop. Dat gegeven kunnen we niet terzijde schuiven. Jongeren zijn coronamoe en somber. De verveling slaat toe, geen school, sport en samenkomen, wel sociale media, spanning en sensatiezucht. Merendeel van betrokkenen bij de rellen in Rotterdam, zo’n 250 mensen, wilde de rellen vooral meemaken. Ze keken toe en filmden om ze later op sociale media te plaatsen. Dit is veelzeggend.
Rellende jongeren willen begrijpen, wil niet zeggen dat je begrip hebt voor hun relgedrag. Zoeken naar verklaringen wil niet zeggen dat je rechtvaardiging zoekt voor ongeregeldheden. De-escalerend te werk te gaan, geldt niet alleen voor de politie, maar ook voor de politiek en het stadsbestuur. Er ligt voor nu een essentiële uitdaging: wat bezielt deze jonge zielen van bijvoorbeeld 14 of 15 jaar oud? Niet louter als verwijt, maar juist als een open vraag. En hoe kunnen we deze jongeren bezielen? Om deze vragen te beantwoorden dienen we juist maximaal in te zetten op het contact met deze jongeren. Inzetten op nog meer preventie. Zorgen voor condities die perspectief scheppen. En zet daarbij een leger in, een leger aan jongerenwerkers en andere buurtbetrokkenen. PvdA en NIDA geven in Rotterdam een belangrijke aanzet hiertoe.