Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Antwoord op populisme begint bij beter burgerschapsonderwijs

  •  
07-12-2023
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
3270 keer bekeken
  •  
ANP-483706964

Populisme wint terrein, ook onder jonge mensen. Daarnaast gaan de kennis en democratische vaardigheden van scholieren achteruit. Volgens Wessel moet je burgerschap ervaren om het te leren. Daarom moet het burgerschapsonderwijs veel beter. Scholen zijn immers de perfecte oefenplaatsen voor de democratie. 

Met de overwinning van de PVV bij de afgelopen verkiezingen leken mensen in mijn ‘linkse bubbel’ volledig verrast. Maar haast nog meer ongeloof was er over de uitslagen van de jaarlijkse scholierenverkiezing: PVV en FvD werden de grootste. Beide partijen staan bekend om klimaatontkenning, hun strijd tegen een ‘corrupte elite’, en discriminatie op basis van geloof en cultuur. Vóór onderbuikgevoelens, tegen de pluriforme samenleving. Jongeren werden toch geacht om progressiever, socialer en duurzamer te stemmen? Mij verbaast deze uitslag niet. Maar wat doen we eraan?

De kennis over de democratie onder Nederlandse scholieren is de afgelopen 6 jaar weer verder afgenomen. Nederlandse jongeren weten over het algemeen zelfs minder over democratie en burgerschap dan leeftijdsgenoten in vergelijkbare Europese landen. Tel daar de toenemende invloed van polariserende sociale media bij op, waar waarheidsvinding en constructieve dialoog niet passen in het verdienmodel, en je hebt een recept voor toenemend populisme. Dat is een probleem, want populisme voedt wantrouwen in democratische instituties en biedt geen oplossingen voor complexe maatschappelijke vraagstukken. Dat is precies waarom zulke partijen succesvol zijn: het simpeler voorstellen van de werkelijkheid en vooral dingen oplossen door een zondebok aan te wijzen.

Je zou kunnen zeggen dat de tendens van populistisch stemmende jongeren gewoon democratie is. Ze stemmen immers toch op wat ze belangrijk vinden? Maar ik geloof dat dit behalve een enorme onvrede over de politiek, een urgente en schrijnende noodzaak aan diepgaander en effectiever burgerschapsonderwijs blootlegt. Scholen zijn de oefenplaats voor de democratie. Als je daar niet leert over omgaan met meningsverschillen, diversiteit, en samenwerken aan maatschappelijke vraagstukken, waar dan wel?

Scholen schieten tekort in het overdragen van democratische waarden en vaardigheden, zoals solidariteit en het aangaan van de dialoog. Juist in een levensfase waarin de basis voor toekomstig politiek gedrag wordt gelegd. Bovendien waarschuwen UvA-onderzoekers al een aantal jaar bezorgd over een grote kenniskloof over democratie tussen praktisch en theoretisch geschoolde jongeren.

Volgens mij is de oplossing: maak participeren passend en leuk.

Wet burgerschapsonderwijs is vaag en vrijblijvend

Bij de oude wet burgerschapsonderwijs uit 2005 was het voor veel scholen onduidelijk wat precies werd bedoeld met burgerschap. Sinds 2021 is daarom de nieuwe wet burgerschapsonderwijs ingevoerd. Scholen hebben de taak gekregen ‘actief burgerschap en sociale cohesie’ te bevorderen. Scholen zijn gevraagd om kennis en het ontwikkelen van vaardigheden te bevorderen rondom 8 basiswaarden: vrijheid van meningsuiting, autonomie, gelijkwaardigheid, het afwijzen van discriminatie, solidariteit, verdraagzaamheid, begrip en verantwoordelijkheidsbesef. Deze opdracht zou minder vaag en vrijblijvend moeten zijn.

Onder het recht op vrijheid van onderwijs zijn scholen vrij in hoe ze hier invulling aan geven. Als ze zich maar aantoonbaar inspannen (er is geen minimale tijdsinspanning gevraagd) en een duidelijke visie en aansluiting op het curriculum kunnen laten zien.

Maar wat blijkt? De kennis en democratische vaardigheden van scholieren gaan achteruit.

‘Scholen doen maar wat’

In een cynisch opiniestuk in NRC Handelsblad schreef Erik Meester dat het burgerschapsonderwijs een uitgehold begrip is. Iedereen roept erover, maar niemand weet wat we er precies mee bedoelen. De vaardigheden die scholen moeten overbrengen zijn vaag en niet meetbaar, en de lesmethoden onbewezen. Kortom, scholen doen maar wat.

Erger nog, stelt Meester, de grote aandacht die volgens hem naar burgerschap gaat, leidt af van de kerntaak van het onderwijs: taal- en rekenvaardigheid overbrengen. In een tijd met alsmaar afnemende taalvaardigheid van leerlingen en de crisis van het lerarentekort, mag het wel een tandje minder met het burgerschapsonderwijs, stelt hij.

Oef. Dat het lerarentekort impact heeft op de kerntaken van docenten mag duidelijk zijn. Maar snijden in het burgerschapsonderwijs zal op de lange termijn alleen maar nieuwe problemen opleveren (en het lerarentekort niet oplossen). Waar Meester wel gelijk in heeft, is de tergende vaagheid van het begrip ‘burgerschap’. Dit zorgt er bijvoorbeeld voor dat op ongeveer de helft van de basisscholen leraren geen concrete leerdoelen voor burgerschapformuleren. Dat moet en kan beter.

De crux is volgens mij dat je burgerschap moet ervaren om het te leren. Burgerschapsonderwijs is niet te vangen in een lesuur (niet nóg een extra vak in het curriculum), maar vraagt een integrale aanpak om democratischer te werken op scholen.

De school als oefenplaats voor burgerschap

Burgerschapsonderwijs begint natuurlijk bij kennis over de democratie. Maar kennis zonder het overbrengen van de democratische waarden en vaardigheden die eraan ten grondslag liggen, slaat de plank mis. Tegelijkertijd kan effectief burgerschapsonderwijs niet alleen informatief, maar ook leuk en uitdagend zijn.

Een schooljaar zit bomvol kansen om hiermee aan de slag te gaan. Van conflicten en besluitvormingsmomenten tot (polariserende) actuele vraagstukken. De vraag is: pakken scholen deze kansen ook aan om met burgerschap te oefenen? Weten ze hoe?

Een manier om te peilen hoe goed een school die koppeling weet te leggen, is de manier waarop leerlingparticipatie wordt georganiseerd, en hoeveel prioriteit dit krijgt. Ik hoor vaak het verwijt op scholen dat jongeren niet gemotiveerd zijn om in de leerlingenraad te gaan. Conclusie: ze zijn niet geïnteresseerd. Maar als ik met leerlingen in gesprek ga, blijkt het tegenovergestelde. Jongeren maken zich zorgen over allerlei vraagstukken, van wereldproblematiek tot wat er op school speelt. Ze herkennen zich alleen niet in huidige vormen van inspraak.

Vergaderen, maar vooral niet zelf praktisch aan de slag. Advies geven aan het schoolbestuur, maar geen direct resultaat kunnen zien van je ideeën. Voor sommige leerlingen werkt een leerlingenraad natuurlijk prima. Maar anderen moeten in de doestand, willen een veilige dialoog in plaats van debatwedstrijden, willen met échte maatschappelijke vraagstukken - bijvoorbeeld van de lokale overheid of ondernemers - aan de slag en daar hun invloed op kunnen zien, in plaats van verzonnen oefenopdrachten.

Maak participatie passend, met verschillende vormen voor denkers en doeners. Laat het aansluiten op de leefwereld van jongeren. Zo kun je ook rekening houden met de kenniskloof tussen theoretisch en praktisch geschoolden.

Een beetje meer lef

Moet de overheid meer steun bieden? Of moeten we onze (toch al overspannen) schoolleiders nog meer achter de broek aanzitten? Ik weet het niet. Ik zal de komende tijd met leraren in gesprek gaan om hun kant van het verhaal te horen.

Er zijn in ieder geval tal van goede tools om democratischer te werken op scholen. Van het Handboek Burgerschapsonderwijs van ProDemos tot Lessen uit wetenschap en praktijk van het Kohnstamm Instituut.

Maar los van tools, interventies en lesmethodes hoop ik op een beetje meer lef van de onderwijsprofessionals. Durf het ongemakkelijke gesprek aan te gaan in de klas. Durf de onzekerheid van participatie te omarmen. En laten we juist op scholen een tegengeluid bieden tegen het normaliseren van racisme in de politiek, tegen ingegraven opvattingen en tegen het afhaken van burgers bij de politiek.

Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.