Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Antiracismedebat: we hebben andere taal nodig voor een doorbraak

  •  
15-06-2020
  •  
leestijd 6 minuten
  •  
156 keer bekeken
  •  
49973046812_f622c6a54a_k

© cc-foto: Matthew Roth

Ik vraag mij af of de rond ‘white privilege’ opgebouwde taal van de antiracismebeweging in het Nederland van nu helpt.
“Vandaag is er een protest. Het gaat over BlackLivesMatter. Voor mij betekent het heel veel. Ik ben er heel erg mee bezig, net zoals mijn vrienden. Ik heb er heel veel over op sociale media gezet. Dit moet echt gaan veranderen! Ik en mijn vrienden willen heel graag naar het protest in Den Haag.” Dit vurige berichtje appte mijn oudste dochter van veertien op de dag van de antiracismedemonstratie in Den Haag.
Ik ben blij met een nieuwe generatie in grootstedelijk Nederland die zo breed in verzet komt tegen uitsluiting op uiterlijke en etnische achtergrond. Het is een generatie die het in zich heeft om het Nederlandse collectief bewustzijn te dekolonialiseren: te bevrijden van oude stereotypen en van de houding van superioriteit jegens iedereen met een niet-Europese achtergrond.
Deze jongeren, wit of zwart, moslim, christen of atheïst, gay, lesbo, bi of transgender, ze zijn van kinds af aan te vaak met elkaar in aanraking gekomen om zich te kunnen verschuilen in de grofmazige vooroordelen van voorheen. De onuitgesproken maar weldegelijk bestaande etnische hiërarchieën waarop de sociale ordeningen van gisteren gebaseerd waren en die de werkwijze van onze instituties nog altijd in hun greep houden, is deze jongeren wezensvreemd. Ik noem dit het kosmopolitisme van onderop. Het stemt mij optimistisch.
Winst is ook dat de opkomende generatie migrantenkinderen en jonge generatie afstammelingen van Nederlanders uit koloniën de schuwheid van de vorige generatie van zich afschudt. Dat ze hun hoop niet meer vestigen op brave voormannen die namens hen met overheid deals willen sluiten. Dat ze geen genoegen nemen met valse diversiteitrepresentatie. Dat de geassimileerde ‘ideale schoonzonen/schoondochters met een kleurtje’ wel een plek aan de top wordt gegund, zien ze niet meer als een teken van inclusiviteit. En last but not least: de intelligentsia onder deze minderheden leeft gelukkig niet meer in de illusie dat hun individuele prestatie hun zou kunnen vrijwaren van confrontatie met negatieve stereotypen en vooroordelen.
Zo’n twintig jaar geleden keken de hoogopgeleiden onder de cultureel-etnische minderheden je vaak glazig aan als je begon over de noodzaak van een emancipatiebeweging en een emancipatietaal, kan ik u uit eigen ervaring vertellen. ‘Geen emancipatie zonder strijd’ is inmiddels doorgedrongen tot de huidige generatie Nederlanders met een niet-westerse achtergrond. Nieuwe kritische denkers dienen zich aan en nieuwe sociale en politieke bewegingen zijn in opkomst.
De recente breed gedragen antiracismeprotesten naar aanleiding van dramatische dood van George Floyd bevestigen mijn optimisme. Er gaat een vuurzee aan emotie door grootstedelijk Nederland. En dat is nodig. Onze instituties lopen mijlenver achter op het kosmopolitisme van onderop dat in onze superdiverse steden dankzij de jongeren in opmars is. Het onderwijs, de arbeidsmarkt, zorg, media, politiek, politie en belastingdienst zijn keer op keer te eenkennig gebleken. Ze hebben een achterhaald, statisch en homogeen beeld van de drijfveren, behoeftes en aspiraties van de burgers van het superdiverse stedelijke Nederland anno nu.
Niet dat onderzoek, data en analyse hierover ontbreken. Ik durf te wedden dat in geen enkel land in Europa (in verhouding) zoveel onderzoek is gedaan, zoveel methodieken bedacht en zoveel adviezen geproduceerd over de consequenties van de rappe verandering van ’s lands populatie. Integratie is kapot onderzocht. Toch bestaat er een groeiende onderzoekmarkt over dit onderwerp op universiteiten. Denktanks die hierover adviseren, draaien overuren. Neen, aan kennis geen gebrek.
Pijnlijk is wel dat deze expertise-entiteiten die de rest van de samenleving de weg moeten wijzen naar meer diversiteit en inclusie, zelf vaak voor een groot deel bestaan uit autochtone onderzoekers en adviseurs. Zeker aan de top. Wetenschappers zijn wat dat betreft net mensen.
Het uitvoeren van nog ingenieuzer en duurder onderzoek zal echter niet voor verandering zorgen. De werkelijke weg naar verandering is vele malen platter en politieker. Het heeft met machtsverhoudingen te maken. Instituties zijn taaie organismen en zolang ze niet door de samenleving onder druk worden gezet, zullen ze niet buigen.
Deze dagen wordt veel gesproken en gerapt over en tegen het koloniale verleden van Nederland. Die geschiedenis eindelijk eens ook vanuit het perspectief van een deel van je burgers in de ogen te kijken is een broodnodige stap voor de beoogde emancipatie. Het zal ons ook werkelijk nader tot elkaar kunnen brengen.
Maar er is echt meer voor nodig om de machtsverhoudingen in de samenleving voorgoed te doen kantelen, om onze instituties duurzaam in beweging te brengen richting diversiteit. Er is een veelzijdiger discours nodig.
In dit licht is het van belang om ook naar een ander aspect van de Nederlandse geschiedenis te kijken. Vanaf het moment dat Nederland vorm begon ging krijgen als een moderne natiestaat, sinds de grondwet van Thorbecke van 1848, is er maatschappelijk-politieke ruimte ontstaan voor emancipatiebewegingen en gelijkwaardig burgerschap in Nederland. Die ruimte is telkens opgeëist door de minderheden en degenen die zich anderszins uitgesloten voelden. Of het nu om de katholieken of gereformeerden, vrouwen en later homo’s en lesbiennes ging: emancipatie is nooit cadeau gedaan aan de onderdrukte. Er is altijd een strijd aan vooraf gegaan. De feministische emancipatiebeweging begon in 1874 en is nog lang niet voltooid. We hoeven dus geen illusies te koesteren dat de emancipatiestrijd in Nederland een makkie is.
Maar we kunnen wel degelijk vaststellen dat al deze emancipatiebewegingen behoorlijk gelukt zijn. Dat zegt veel over het grote aanpassingsvermogen van onze samenleving. Dat haar instituties wel degelijk in staat zijn om te buigen wanneer het echt moet. Ook dit historische gegeven stemt mij optimistisch.
Waar ik mij ernstig zorgen om maak is de zelfisolerende taal van de huidige antiracismebeweging. Het is niet te ontkennen: de vuurzee van emoties die nu vrij is gekomen, is dé noodzakelijke stuwkracht die zolang ontbrak om werkelijk een emancipatiebeweging te kunnen worden. Maar is dat genoeg, die collectieve emotie? Is dat een garantie voor succes bij het uitbannen van etnische stereotypering en de daarmee gepaard gaande uitsluiting? Geenzins.
Gelijk hebben heeft bar weinig te maken met gelijk krijgen, vooral als het om de emancipatie van minderheden gaat die in aantallen of anderszins minder gewicht in de weegschaal van de macht leggen. Er moet meer gewicht bij, en dat is enkel mogelijk door verbinding te zoeken met de rest van de samenleving, door de hand te reiken naar anderen en door nieuwe coalities te smeden. Dat gaat met huidige dominante identity politics binnen de antiracismebeweging niet lukken, is mijn inschatting.
Nu is het onder een grote groep intellectuelen erg modieus om ‘identity politics’ categorisch af te wijzen. Daar ben ik het niet mee eens. In het door racisme geïnfecteerde collectief bewustzijn van het Amerika van de jaren zestig was ‘Black is Beautiful’ een briljant motto en gebaseerd op een scherpe analyse van de verhoudingen destijds. Als het voortdurend kleineren en vermorzelen van jouw waardigheid door te wijzen naar jouw cultuur of huidskleur of afkomst, mainstream is, dan is het dragen van een geuzennaam voor die afkomst, dat uiterlijk of die culturele representatie een legitieme en effectieve manier om de druk psychologisch te overleven. Ik denk dat dit ook precies de strategie is die de moslimjongeren bewust of onbewust na 9/11 grootschalig zijn gaan toepassen, toen ze werden geconfronteerd met een breed gedragen en hardnekkige islamofobie. Het moslim-zijn etaleren werd hun tegenstrategie.
Maar we zijn twintig jaar verder. De samenleving is, durf ik te stellen, min of meer over zijn breed gedragen xenofobe reflex jegens de islam heen. En, we zijn het Amerika van de jaren zestig niet. Ik bagatelliseer racisme op basis van huidskleur in Nederland geenszins, maar het gaat mij echt vele bruggen te ver om te stellen dat een ruw racisme van het type dat er destijds in Amerika was, anno nu mainstream is in Nederland.
De meerderheid van de Nederlanders wijst racisme af. Dat wil nog niet zeggen dat het in de sociale praktijk geen rol speelt. Wel dat racisme in tegenstelling tot in Amerika in de jaren zestig moreel wordt afgekeurd door de meerderheid. Hierdoor ontstaat er ruimte om het uitsluitingsmechanisme succesvol te adresseren door coalities te vormen en de nodige veranderingen in de machtsbalans mogelijk te maken.
Ik vraag mij daarom echt af of de rond ‘white privilege’ opgebouwde taal in het Nederland van nu helpt. Of de toon van de huidige antiracismebeweging ons van dienst is. Dreigen we niet juist het momentum te verliezen door een muur tussen de minderheid en de meerderheid te zetten? We zouden een doorbraak van denken en handelen, voorbij de stereotypes, vooroordelen en het racisme, kunnen realiseren door ons te richten op een meer universele en kosmopolitische taal.
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.