"Het doorgronden van de mechanismen die werkzaam zijn is bittere noodzaak."
In 2020 stond ik voor het eerst voor de klas. Ik gaf les op een mbo-opleiding in Rotterdam, waar ik wekelijks een dagdeel met dezelfde groep werkte. Tussen het werken door maakten we veel tijd om thee te drinken en te kletsen: dit waren de momenten waarop we het meeste van elkaar leerden. Vaak deelden studenten eigen ervaringen met racisme, met name onbedoelde en onbewuste vormen van racisme waar ze dagelijks mee te maken kregen.
Een van die gesprekken herinner ik me nog goed. We spraken uit dat we ons allemaal tegen racisme willen verzetten, maar kwamen ook tot de conclusie dat we allemaal wel eens iets dachten of deden waarvan we ons later realiseerden dat het racistisch was. Ik vroeg of de basisscholen en middelbare scholen waarop ze hadden gezeten aandacht hadden besteed aan antiracisme. Sommige studenten gaven aan dat ze er met specifieke docenten over konden spreken, maar dat er op al die scholen geen les over werd gegeven, laat staan dat er beleid over bestond.
De gesprekken die tijdens lessen ontstonden waren voor mij een aanleiding om me te verdiepen in kritische pedagogiek: vormen van onderwijs die uitgaan van de kennis en ervaringen van iedereen in een groep, en die bestaande machtsstructuren (in de klas en daarbuiten) bevragen. Hoe dat precies gebeurt is afhankelijk van de context. Ik wilde er alles over weten, maar in mijn zoektocht viel me al snel op dat de meeste teksten en personen die ik vond afkomstig waren uit de VS. Hoe zat het met kritische pedagogen in Nederland? Als context zo belangrijk is binnen deze onderwijsbeweging, was het dan niet belangrijk om te begrijpen wat kritische pedagogiek in Nederland betekent?
Met de zoekterm “kritische pedagogiek in Nederland” stuitte ik op Anne-Ruth Wertheim. In de jaren ‘70 ontwierp ze samen met collega’s op een middelbare school in Wageningen het projectonderwijs, waarbij leerlingen de ruimte en verantwoordelijkheid krijgen om onderzoek te doen naar eigen vragen.
Er verschenen meerdere publicaties over projectonderwijs met de intentie om docenten op andere scholen te inspireren en te ondersteunen. In de publicatie Samen denken, samen doen (1988) schrijft Jan-Willem Laekamp: “Voorop staan het erkennen van hun gevoelens over onrecht, dwang en eenzijdige afhankelijkheid, het ontwikkelen van gevoeligheid voor de verschijningsvormen daarvan [en] het leren leggen van verbanden tussen incidentele, persoonlijke ervaringen en structurele, maatschappelijke verhoudingen.”
De projecten van de leerlingen waren een aanleiding om aandacht te besteden aan ongelijke machtsverhoudingen: tussen leerlingen onderling, tussen leerlingen en docenten, en in de maatschappij. De docenten waren bereid om actief mee te leren en met leerlingen te reflecteren op hun eigen bijdrage aan bestaande machtsverhoudingen. Hiermee hebben de betrokken docenten een waardevolle bijdrage geleverd aan kritische pedagogiek in Nederland.
Naast haar werk op de school in Wageningen, publiceerde Anne-Ruth veel over de mechanismen die racisme mogelijk maken en de uitingsvormen daarvan. Ze groeide op in Indonesië, dat toen nog een Nederlandse kolonie was. In 1942 werd het land bezet door Japan, en werd Anne-Ruth met haar familie samen met andere witte Nederlanders opgesloten in een interneringskamp. Ze was toen zeven jaar. Haar ervaringen als kind waren een belangrijke aanleiding om de aard van racisme te willen begrijpen.
In september 2021 verscheen het boek De poster met de blauwe ogen: een bundeling van waargebeurde verhalen uit het leven van Anne-Ruth waarin verschillende personen te maken krijgen met racisme. In het laatste hoofdstuk beschrijft ze hoe ze in de klas van haar tienjarige kleindochter een gesprek voert over racisme. Ze vertelt de klas over wat ze in het kamp zag en meemaakte. De kinderen mogen alle vragen stellen die ze hebben. “Een uur lang dalen de vragen dan op me neer: waarom de Nederlanders gevangen werden gezet en Indonesiërs niet, of ik er nog nachtmerries van heb, of mijn vader is teruggekomen, en of de Japanners een hekel hadden aan joden, net als Duitsers.” Langzaam beginnen kinderen verhalen uit hun eigen levens te vertellen. “Een meisje uit de klas van mijn kleindochter vertelt over haar opa. Die was half Moluks, maar wilde dat niet weten. Hij ging nooit in de zon zitten en probeerde zo Nederlands mogelijk te doen. En als iemand toch iets aan hem zag of merkte, zei hij: ‘Ik ben honderd procent Nederlands!’” De manier waarop het gesprek wordt gevoerd helpt de kinderen om patronen te herkennen in verhalen uit de geschiedenis en eigen ervaringen. Zo kan er ruimte ontstaan voor complexere vragen. Het verhaal laat zien dat kinderen heel goed in staat zijn om hierover na te denken en te praten.
Anne-Ruth was de eerste Nederlandse kritische pedagoog die op mijn pad kwam. Tijdens onze eerste ontmoeting maakte ze duidelijk dat ze haar werk nooit alleen had kunnen doen. Om ruimte te maken voor kritische en antiracistische pedagogiek is het nodig om voort te bouwen op het werk van anderen, en elkaar te ondersteunen. Alleen al in Nederland zijn er veel mensen die waardevol en inspirerend werk doen, zoals Asian Raisins, dat zich verzet tegen racisme gericht op Oost- en Zuidoost-Aziatische mensen in Nederland. Ook is een petitie gestart om het lied ‘Hanky Panky Shanghai’ uit klaslokalen te krijgen. Kinderboekenwinkel EduCulture in Amsterdam verkoopt boeken die “die fungeren als spiegels zodat kinderen zichzelf kunnen herkennen én ramen zodat zij een kijkje krijgen in de wereld van de ander.” Je kunt er onder andere terecht voor de boeken van Uitgeverij Wilde Haren. Jillian Emanuels is antiracistisch pedagoog, op Instagram ook bekend als De Instant Pedagoog. Ze deelt er informatie over antiracistisch opvoeden. Je kunt bij haar terecht voor trainingen en ondersteuning. KO Zwarte Piet voert al sinds 2011 actie tegen zwarte piet-racisme en institutioneel racisme in Nederland. In de klas kun je hun toolkit gebruiken.
“Het doorgronden van de mechanismen die werkzaam zijn is bittere noodzaak, al was het alleen maar om het verzet tegen racisme op zo’n manier te kunnen voeren dat er nooit meer racistisch geweld zou uitbreken,” schrijft Anne-Ruth. Als docenten kunnen we niet zorgen dat onze leerlingen en studenten nooit meer in aanraking komen met racisme. We kunnen wel actief bijdragen aan antiracisme in de klas en op school, en onze leerlingen daarbij betrekken.