Normaal gesproken zou een regering horen af te treden na zo’n enorme miskleun.
De Tweede Kamer keert morgen terug van reces (vakantie dus) om te debatteren over de razendsnelle stijging van het aantal coronabesmettingen. Wat is de zin van zo’n debat, kun je je afvragen. Natuurlijk heeft het kabinet veel te snel het einde van de pandemie aangekondigd en iedereen ten onrechte een ‘hele mooie zomer’ beloofd. De werkelijkheid is heel anders en een stuk pijnlijker. Normaal gesproken zou een regering horen af te treden na zo’n enorme miskleun.
Alleen: dit kabinet is al afgetreden. Tot twee keer toe zelfs. Het nam eerst in januari ontslag vanwege het toeslagendrama en daarna nog eens regulier na de verkiezingen in maart. Bijna was het vervolgens voor de derde keer opgestapt, want een motie van wantrouwen in het ‘Omtzigt, functie elders’-debat tegen premier Mark Rutte werd slechts op een haar na niet aangenomen. Je kunt natuurlijk na de serie coronablunders eisen dat het kabinet opnieuw zijn biezen pakt, maar dat zou dan wel een in hoge mate symbolische actie worden. Het heeft immers weinig zin een kabinet echt weg te sturen als er geen plaatsvervanger klaarstaat. En die is voorlopig in geen velden of wegen te bekennen, zoals iedereen weet. Daar komt nog bij dat het nieuwe kabinet vermoedelijk verdacht veel zal lijken op het huidige. Nee, groot politiek vuurwerk zal morgen wel achterwege blijven, want een alternatief voor Rutte III is er eigenlijk niet.
Bovendien heeft de premier gisteren excuses aangeboden voor de ‘inschattingsfouten’ die hij en zijn collega’s hebben gemaakt toen ze het einde van de corona-ellende aankondigden. Je kunt betogen dat die spijtbetuigingen veel te lauw waren na de reeks van flaters die Rutte en de zijnen hebben begaan, maar dat zal niet de houding zijn van de vier (demissionaire) coalitiepartijen. Zij zullen echt geen motie van wantrouwen tegen het kabinet gaan steunen. En de oppositiepartijen PvdA en GroenLinks zullen dat evenmin doen, want zij hopen straks op het regeringspluche plaats te nemen. Dat doel bereik je niet door nu wild om je heen te gaan slaan.
Ter verdediging van Rutte c.s. moet erbij worden gezegd dat het kabinet een paar weken terug sterk onder druk stond om met een drastische versoepeling van het coronaregime te komen. Niet alleen door de beroepsorganisaties van nachtclubs en discotheken, maar ook door een deel van de Tweede Kamer. Zo spoorde PVV-leider Geert Wilders het kabinet op 3 juni aan een einde te maken aan alle beperkende maatregelen, want ‘de coronacrisis is voorbij’. Ik ben benieuwd of Wilders dat nu nog vindt. Ik vermoed zelfs dat hij die woorden helemaal is vergeten.
Rutte en volksgezondheidsminister Hugo de Jonge hebben een paar weken geleden een hoop domme dingen gezegd. Ze staken afgelopen vrijdag, toen zij de versoepelingen weer deels ongedaan maakten, de hand maar een heel klein beetje in eigen boezem. Gisteren gingen ze iets verder. Nog steeds waren de verontschuldigingen van Rutte aan de magere kant, maar ze kwamen wel op het juiste moment. Bevriende fracties, of fracties die dat hopen te worden, kunnen daar nu naar wijzen en betogen dat de kou uit te lucht is. En niet-bevriende fracties hebben toch in de verste verte geen Kamermeerderheid.
Terwijl het toch helemaal niet zo moeilijk was om een keertje ‘sorry’ te zeggen. Het is misschien even slikken, maar uiteindelijk valt de pijn mee. Vergissen is menselijk, toch? Misschien kan Rutte zich voortaan voor ieder belangrijk Kamerdebat over welk onderwerp dan ook excuseren. Want er is vast altijd een heleboel misgegaan.