In de discussie over de naamsverandering van de Coenschool bedienen degenen die alles bij het oude willen laten zich van dezelfde drogredenen als Duitsers en Oostenrijkers die Hitler als ereburger wilden handhaven
Stel je voor. Dat ze in Duitsland een Adolf Hitlerschool hadden. Zouden we dat in Nederland normaal vinden? En in Duitsland? En in andere landen?
J.P. Coen was geen Adolf Hitler. Geen twee historische persoonlijkheden zijn hetzelfde. Maar er is wel een belangrijke overeenkomst. Beiden waren uit op de totale vernietiging van een volk. Hoewel dat in het geval van Hitler leidde tot veel meer doden (miljoenen) dan in het geval van Coen (zo’n 15 duizend), was de aanpak van J.P. Coen succesvoller dan die van Hitler. Coen slaagde er in om de Banda-eilanden volledig te ontvolken. Met voldoening schreef hij daarover in zijn logboek: “‘De inboorlingen sijn meest allen door den oorloch, armoede ende gebreck vergaen. Zeer weynich isse op de omliggende eilanden ontcomen.”
Nu zijn er in Duitsland al heel lang geen Adolf Hitlerscholen meer, en er is voor hem ook nooit een kolossaal standbeeld opgericht, zoals voor J. P. Coen in Hoorn. Maar wel waren er Duitse en Oostenrijkse gemeenten waar Hitler na de oorlog nog steeds als ereburger stond ingeschreven. Burgers die daar van af wilden, stuitten op hetzelfde verzet als degenen die in Nederland af willen van het eerbetoon aan JP. Coen en andere koloniale ‘helden’. Dezelfde argumenten die gebruikt werden of hadden kunnen worden om Hitler als ereburger te handhaven, worden in Nederland gebruikt om alles bij het oude te laten. Ik zal ze hieronder één voor één benoemen, en uitleggen waarom het drogredenen zijn. Maar voordat ik dat doe eerst nog even het volgende:
Het is niet mijn bedoeling mensen die zich verzetten tegen de naamsverandering van de J. P. Coenschool of andere vormen van ‘dekolonialisering’ te vergelijken met nazi’s, fascisten of rechtsextremisten. Die zitten er wel bij, gezien de vele afschuwelijke reacties op de social media (waaronder doodsverwensingen en grove beledigingen aan het adres van de directrice van de J. P. Coenschool), maar het merendeel bestaat uit normale burgers met wie hierover zonder al te veel emotie een normaal gesprek is te voeren.
‘We moeten de geschiedenis niet wegpoetsen’ Door een standbeeld naar een museum te verplaatsen poets je de geschiedenis niet weg. Je voorziet het slechts van een andere context. In Amsterdam is de Stalinlaan in Vrijheidslaan veranderd. Toch kent vrijwel iedereen in Nederland nog steeds de naam Stalin.
Straatnamen die je verandert, kun je bovendien veranderen in straatnamen die verwijzen naar andere historische persoonlijkheden. Idem dito voor standbeelden. Voor het standbeeld voor J. P. Coen zou bijvoorbeeld een beeld in de plaats kunnen komen ter ere van tijdgenoten van Coen als de Hoornse P. J. Liorne, de uitvinder van het Fluitschip (de Apolloraket van de Gouden Eeuw!) of de Hoornse David de Vries, de schipper annex koopman die letterlijk alle wereldzeeën bevoer en in Noord-Amerika een kolonie stichtte waar hij de oorspronkelijke bevolking, de indianen, met respect behandelde.
‘Je moet het zien in de context van die tijd’ Volgens die redenering kun je ook de misdaden van Hitler relativeren. Immers: zijn tijdgenoten Stalin, Mao, Mussolini, Franco, Hirohito, Roosevelt en Churchill waren ook geen lieverdjes. Bovendien gaat het uit van de gedachte dat we nu zoveel beschaafder zijn dan de mensen vroeger. Dat is maar zeer de vraag. Genocide mag dan bijvoorbeeld in onze tijd een uitzonderlijk verschijnsel zijn. Dat was het ook in de tijd van Coen. Wij spreken nu schande van genocide. Maar dat deden ook de tijdgenoten van Coen over wat hij op Banda had aangericht.
‘Het is al zo lang geleden’ Het hoofdstuk J. P. Coen is in zekere zin actueler dan de Duitse Bezetting van Nederland. Immers: Pas in 1949 werd Indonesië onafhankelijk nadat Coen vierhonderd jaar daarvoor een begin had gemaakt met de bezetting van het eilandenrijk.
‘Als je eenmaal begint, dan is het einde zoek’ Het wijzigen van de naam van een school of het ontsokkelen van een standbeeld hoeft niet automatisch te leiden tot een verwijdering van alles wat herinnert aan het koloniale verleden. Zo mag wat mij betreft het standbeeld van Michiel de Ruyter in Vlissingen mooi op zijn voetstuk blijven staan. Hoewel ook hij niet zonder zonde was (wie is dat wel?) zijn het de gradaties van goedheid en slechtheid waarop wij ons oordeel zouden moeten baseren. De Ruyter was een heel andere figuur dan Coen. Anders dan Coen behoedde De Ruyter het vaderland meermaals voor buitenlandse invasies, bezette hij nooit een ander land, ging zelf voorop in de strijd, was populair bij zijn manschappen en zette zich in voor de armen. Degenen die vinden dat elke verwijzing naar het koloniale verleden moet worden verwijderd zijn wat mij betreft even extreem in hun opvattingen als degenen die alles bij het oude willen laten.
‘We moeten geen beeldenstorm willen’ Mensen zoals de auteur van dit artikel zijn niet de ‘beeldenstormers’ waar de Telegraaf ze voor uitmaakt. Want anders dan de beeldenstormers van de Reformatie zijn zij niet uit op het vernietigen van beelden. Met het comité ‘Ja voor Hoorn, Nee tegen Coen’, hebben we destijds de gemeente de suggestie aan de hand gedaan het standbeeld van Coen te verhuizen naar de binnenplaats van het Westfries Museum in Hoorn. Zo licht je het namelijk uit zijn oorspronkelijke context. Het standbeeld is ooit neergezet als eerbetoon, en dat blijft het zolang je het op zijn sokkel laat staan op dezelfde plek, in de publieke ruimte. Dat verandert pas als je het verplaatst naar het museum.
‘Eerbetoon moordenaar als monument voor slachtoffers’ Volgens de toenmalige burgemeester van Hoorn was het goed dat de gemeenteraad had besloten het standbeeld van Coen te laten staan, omdat zo de herinnering levend kon worden gehouden aan de slachtoffers van diens brute regime. Kennelijk wist de burgemeester niet dat ze op Banda al een monument hebben ter nagedachtenis van de slachtoffers. Dat is ‘de put van Coen’ waar de manschappen van Coen destijds de schedels van de stamhoofden van Banda hadden gedumpt.
Los daarvan: Het is het meest ongeloofwaardige argument dat er bestaat om vormen van eerbetoon aan misdadigers tegen de menselijkheid in stand te houden. Immers, volgen we de logica van de toenmalige burgemeester, dan zouden wij er in Nederland geen bezwaar tegen moeten hebben als ze in Berlijn een glorieus standbeeld zouden neerzetten voor Adolf Hitler. Want dat zou dan bedoeld zijn ter nagedachtenis van diens slachtoffers? Een kind weet: standbeelden zijn er ter ere van. Monumenten zijn er ter nagedachtenis van.
‘We hebben onze rijkdom te danken aan de Gouden eeuw’ Nederland was al welvarend toen J. P. Coen nog in de luiers lag en de Gouden Eeuw nog moest beginnen. Nederland is rijk geworden door de vreedzame handel op de Oostzee, de zogeheten Moedernegotie. En zelfs al hadden we onze rijkdom te danken aan Coen, is dat een argument hem op zijn voetstuk te handhaven? Hitler dankte zijn populariteit vooral aan het feit dat hij Duitsland uit de crisis had gehaald. Zou Hitler daarom nog steeds geëerd moeten worden?