Ook in Palestina roept “niet kunnen ademhalen” veel associaties op. Mijn Palestijnse echtgenote zegt vaak dat Palestijnen een gevoel van verstikking buitengewoon goed herkennen
“Ik kan geen adem halen,” waren de laatste woorden van George Floyd die tot wereldwijd symbool is geworden van de strijd tegen racisme. Die woorden resoneren ook in Palestina. Hier in de West Bank hoor je wel eens dat vergelijkingen met andere strijdtonelen niet te snel moeten worden gemaakt. Maar toen Iyad Hallaq, een autistische Palestijn uit Jeruzalem een week geleden werd neergeschoten zelfs nadat diens begeleider de Israëlische politie had toegeschreeuwd dat hij niet in staat was orders op te volgen, lag de vergelijking met de dood van George Floyd op ieders lippen. In een demonstratie gisteren in Jeruzalem bij de plek van het gebeurde stond de vergelijking Black Lives Matter – Palestinian Lives Matter centraal. Zo’n vergelijking is niet zozeer het resultaat van een vooropgezette strategie, maar dringt zich gewoon op.
Zelf maakte ik dat onwillekeurig opkomen van een vergelijking eens mee tijdens de tweede Intifada 18 jaar geleden. Ik was betrokken bij een dagboekproject voor Palestijnse meisjes. Als instructie hadden ze dagboeken gelezen uit andere contexten, waaronder dat van Anne Frank. Bij het Israëlische beleg van de Geboortekerk in Bethlehem in 2020 hadden zich enkele honderden militanten verschanst. Er gold een strak uitgaansverbod van meer dan een maand. Een van de dagboekschrijfsters woonde in een appartement tegenover de kerk. De familie was gedwongen in een enkele woonkamer te huizen. Om naar het toilet te gaan, moesten ze toestemming vragen aan de soldaat op de overloop. Het betreffende meisje vertelde de soldaat: “Kent u het dagboek van Anne Frank?” De soldaat, nietsvermoedend: “Ja, natuurlijk, wil je het lezen?” Zij: “Nee, ik wil dat u het leest!”
Geen enkele vergelijking gaat helemaal op. Ook niet de vergelijking tussen een uitgaansverbod in Bethlehem en het verbergen van Anne Frank in het Achterhuis. Maar toch resoneerde de vergelijking met Anne Frank bij het meisje. Zo ook roept in Palestina “niet kunnen ademhalen” veel associaties op. Mijn Palestijnse echtgenote zegt vaak dat Palestijnen een gevoel van verstikking buitengewoon goed herkennen. Gazanen spreken over de verstikking die ze voelen vanwege het jarenlange Israëlische beleg van hun smalle overbevolkte strook land. Ook Palestijnen in de West Bank zeggen dat ze niet kunnen ademhalen omdat ze niet vrij kunnen reizen. In het vluchtelingenkamp Aida bij Bethlehem constateerde men laatst dat op geen plek ter wereld zoveel traangas op de bevolking is afgeschoten als daar – ook op die plek is lucht nodig. Het gaat om bekende realiteiten zonder dat mensen er automatisch het etiket van racisme op plakken.
Maar de wereldwijde discussie over andere discriminerende situaties zoals die nu vanwege Floyds dood weer naar boven komen roept dat etiket onwillekeurig wel op. In de West Bank denk je bij de nu veel gebezigde term “institutioneel racisme” automatisch aan de realiteit van een systeem dat radicaal verschillende rechten aan Palestijnen onder bezetting en joodse Israeli’s in de nederzettingen toekent, straks verdiept in het geval van de Israëlische annexatie van die nederzettingen. En bij de term “alledaags racisme” denk je al gauw aan de vernederingen bij de checkpoints.
Deze zomer gaat de onderwijsinstelling in Bethlehem waar ik werk speciale werkvormen toepassen die op de dood van George Floyd zijn geinspireerd. “I wanna breathe because…” Maak een foto, tekst of tekening die jouw verlangen naar meer lucht uitbeeldt. Zing om lang en diep adem te kunnen halen. De adem-metafoor heeft educatieve waarde, je herkent jouw persoonlijke frustrerende levensomstandigheden in die van anderen, je leert vergelijkingen te maken.
Wat nu doorklinkt in George Floyds symbolische laatste woorden is het verzet tegen onderdrukking van mensen wiens stem is verstikt. Dat verzet en het maken van vergelijkingen dwars over de wereld helpen Palestijnen een nieuwe stem en een nieuw gehoor te vinden op een moment dat ze steeds minder uitzicht op een waardig en menselijk bestaan hebben.