Het aantal wilde dieren in open gebieden in Nederland is sinds 1990 gehalveerd. Volgens het Wereld Natuur Fonds is stikstof de belangrijkste oorzaak voor de terugloop. Vooral vogels, reptielen, vlinders en andere insecten hebben te lijden onder de teruglopende biodiversiteit. Het stikstof zorgt ervoor dat bepaalde planten niet meer kunnen groeien. Daardoor hebben insecten onvoldoende te eten, en worden ook dieren die insecten eten, de dupe. De NOS schrijft:
"Vogelsoorten als de korhoen en de tapuit worden ernstig bedreigd, de duinpieper is al verdwenen en ook de boomleeuwerik lijdt volgens het WNF onder de stikstof. Sterke dalers onder de vlinders zijn de kleine heivlinder en het gentiaanblauwtje. Onder de reptielen gaat het slecht met de levendbarende hagedis."
De problemen doen zich vooral voor in open gebieden als heidegronden en op het boerenland. Op de Veluwe zijn zelfs 70 procent minder dieren dan dertig jaar geleden. In bossen is er geen sprake van teruggang. In gebieden waar de stikstofneerslag afnam, groeiden de dierpopulaties bijna met een kwart.