2024 was een jaar waarin ik een opmerkelijke geestelijke groei doormaakte, dit terwijl ik dezelfde medicijnen slikte als voorheen. Dat mijn geestelijke groeicurve gedurende 2024 steiler was dan ooit, heeft dus iets met de tijd te maken. Ach, laten we er geen doekjes om winden: de oorlog van allen tegen allen komt steeds meer aan de oppervlakte, het wordt met de dag gemakkelijker de dingen precies te zien zoals ze zijn, gisteren betaalde ik bijvoorbeeld zes euro voor een normaal biertje.
Het gebeurde in mijn geboortestad Amsterdam, waar ik met een collega-verslaggever de uitreiking van een prijs bijwoonde. Vanuit mijn geliefde Utrecht namen we de intercity van 17:40 uur, om na een treinrit en een korte wandeling vanaf Amsterdam Centraal te vroeg te arriveren bij de discotheek waar het evenement plaatsvond. Voor de deur sjouwden medewerkers nog met dranghekken, we besloten iets te gaan drinken bij een verderop gelegen kroeg.
“Ik heb het nu alweer gehad met Amsterdam”, snoof mijn collega afkeurend de wietwalm van een toerist op. “Ja, ik zou graag heel hard ‘vieze hoeren-stad’ willen schreeuwen, maar dat doe je nu eenmaal niet op je geboortegrond”, somberde ik. In het café kozen we een tafel bij het raam, ik pakte de kaart en zag tot mijn ongenoegen dat een ‘medium Heineken’ vijf euro zeventig kostte, ik overdreef dus met die zes euro in de eerste alinea, het scheelt toch weer twee statiegeldblikjes.
Denken in statiegeldblikjes is natuurlijk mijn probleem. Een op straat gevonden statiegeldblik inleveren bij de supermarkt levert vijftien cent op, soms raap ik er vier van de stoep wanneer ik ‘s ochtends naar de Jumbo loop, en dan denk ik: ‘ha, toch weer een half brood gratis’. De Amsterdamse horecaondernemer in wiens zaak wij waren beland, pakte de dingen duidelijk groter aan; voor een product dat bij de Albert Heijn aan de overkant hooguit één euro kostte, vroeg hij er gewoon bijna zes.
‘Wat zeikt de schrijver van deze column, niemand verplichtte hem om met zijn arrogante verslaggevers-smoel een middelgrote Heineken te drinken in dat etablissement’, denkt u, ik klaag echter geenszins. Nee, ik bestelde gewoon dat biertje en dronk het mistroostig voor mij uit starend op, de collega appte ondertussen driftig met een eindredacteur over punten en komma’s van een nog te publiceren artikel, achter mij aten twee Duitsers mediterrane hapjes, verder was de zaak leeg.
Omdat ik nauwelijk gegeten had, werd ik snel een beetje licht in mijn hoofd, de gedachte dat de tien milliliter alcohol waarvoor ik zes euro betaalde een maximaal effect had, maakte de econoom in mijzelf gelukkig. ‘Er wordt mij hier schaamteloos een poot uitgedraaid’, stelde ik tevreden vast. Het was een keiharde wereld waarin we inmiddels leefden, het zou alleen maar erger worden, uiteindelijk zou alleen het sterkste overwinnen. Licht aangeschoten nam ik mij voor de allersterkste te blijken.