Modderstromen in Bangladesh - zij betalen de nu al de prijs voor klimaatverandering
13-11-2017
•
leestijd 7 minuten
•
384 keer bekeken
•
Eind augustus zijn in India, Nepal en Bangladesh door modderstromen honderden mensen omgekomen en honderdduizenden sloegen op de vlucht. Ook Bangladesh is getroffen. Hoewel het land bekend is met jaarlijkse overstromingen en rivieren die buiten hun oevers treden, behoren deze recente overstromingen tot de meest extreme in de geschiedenis van Bangladesh.
Bangladesh is een kwetsbaar land, het ligt in het grootste deltagebied van de wereld. Het noorden van Bangladesh krijgt jaarlijks te kampen met veel regenval en smeltwater uit de Himalaya. In het zuiden moet men zich wapenen tegen jaarlijks terugkerende cyclonen en een stijgende zeespiegel. Gek genoeg wordt het land ook regelmatig getroffen door extreme droogte. Bewoners spreken van steeds heftigere regenval en stormen; deskundigen wijzen steeds vaker op klimaatverandering als oorzaak.
Groen Licht gaat op bezoekt Hilde van Dijk en Leonn Sekender. Zij hebben in 2011 de stichting Pani opgericht, om familieleden en dorpsgenoten in het noorden van Bangladesh te helpen aan onderwijs, een vast inkomen, kinderopvang en een dak boven hun hoofd.
Leonn emigreerde op zevenjarige leeftijd van Bangladesh naar Nederland met zijn ouders. "Regelmatig ga ik naar Bangladesh. Natuurlijk is het dan fijn mijn familie te bezoeken. Maar elke keer word ik ook geconfronteerd met de armoede van het land. Wij proberen te ondersteunen met kleine initiatieven. En als je ziet wat dat al voor effect heeft! Ik hoop meer mensen te motiveren om zo nog veel meer effect te bereiken."
In december 2010 ging Hilde voor het eerst mee naar Bangladesh. “Een prachtige ervaring om de achtergrond van Leonn en m’n schoonfamilie te leren kennen. Tegelijkertijd een klap in je gezicht van de werkelijkheid die armoede heet. Ik had natuurlijk al over oneerlijke verdeling, arm en rijk, ontwikkelingssamenwerking gehoord. Maar als je het zelf hebt gezien, geroken en gehoord, voel je pas echt wat cijfers en publicaties betekenen. Een van de Bengaalse woorden die ik leerde is Ektu, of te wel: een beetje. Ik heb gezien dat je met een klein gebaar grote verschillen kan maken. Met Stichting Pani hopen we mensen te bewegen om ook een klein beetje te doen.”
Stichting Pani is actief in het Noord-Westen van Bangladesh, in de buurt van Rangpur. Hilde vertelt: “door de stichting zijn er een kleine 50 mensen aan het werk. Zij hebben hierdoor een dagelijks en vast inkomen. We hebben in 2011 een Learn Work Shop opgericht, waar onder meer in een naaiatelier fairtrade producten worden gemaakt, bijvoorbeeld plaids en babymutsjes. Die mutsjes worden verkocht aan het ziekenhuis Rijnstaete. En we hebben net geïnvesteerd in producten die voor de lokale markt gemaakt kunnen worden. Ons doel is: mensen langdurig uit de armoede te halen en onszelf overbodig maken. Dat betekent dat met name de vrouwen zelfstandig moeten kunnen werken. Daarom zorgen we ook voor opvang voor kinderen die jonger zijn dan 7 jaar. Als ze ouder zijn, gaan de kinderen naar school. Door onze daycare hoeven de vrouwen niet op hun jonge kinderen te passen. Er zitten zo’n 75 kinderen op onze opvang, en ze krijgen ook al voorbereidend onderwijs. We staan bekend als de meest populaire school in de omgeving. We doen aan ochtendgymnastiek, we bewegen veel, verzorgen zangles en dansles.”
Het uitgangspunt van Stichting Pani is: 100% van de opbrengst gaat naar Bangladesh. Er is geen discussie over een strijkstok. Hilde: “Maar we kwamen er wel achter, dat als je de kwaliteiten van de vrouwen daar ziet, we eigenlijk veel meer zouden kunnen maken. Nu moeten we nog heel veel investeren. De daycare betalen we uit eigen zak, er zit geen verdienmodel achter. Daarom hebben we plannen met zonne-energie, dat we willen koppelen aan onderwijs. We leiden mensen op om zelf het onderhoud te kunnen doen. Zonnepanelen zijn belangrijk voor mensen die off grid wonen: niet alleen voor het licht, maar met name voor koeling. Zo kunnen ze melk van de koeien langer bewaren en dus beter verkopen.”
Over de recente modderstromen vertelt Hilde: “Op eén van eilanden in de buurt van Rangpur is veel modder achtergebleven. Zij kampen nu met grote problemen. Het land was net ingezaaid, maar alle oogsten zijn mislukt. Dat zijn enorme financiële klappen. Ook hygiëne is een groot probleem. Diarree is enorm aan het opkomen en door gebrek aan sanitair verspreid zich dat snel.”
Over de klimaatproblemen in Bangladesh, zegt Hilde: “ik ben geen deskundige, maar wat we merken is dat mensen bijvoorbeeld veel last hebben van erosie. Er zijn veel eilanden in Bangladesh, die door erosie afbrokkelen. En het land is zo dichtbevolkt. Wij hebben het idee dat de moessons intensiever worden en zich meer verspreiden over het land. Er zijn zes seizoenen. De regenseizoenen worden natter en de zomerseizoenen worden droger. En door het toenemende smeltwater uit de Himalaya treden de rivieren heel snel buiten hun oevers. De fluctuaties worden heviger.”
“Er zijn ook positieve dingen te melden over Bangladesh. De mensen zijn weerbaar, flexibel en weten met het water te leven. En er is vooruitgang! Dat kan je zien aan het simpele feit dat men ‘s avonds licht heeft, wordt door studies onderschreven als goede ontwikkeling. Wij willen daar aan bijdragen: als mensen uit de armoede komen, stijgt de energievraag enorm. Het zou mooi zijn als we dan meteen kunnen overstappen naar een duurzame, decentrale energievoorziening!”
Maarten van Aalst, directeur van het Climate Centre van het Rode Kruis ligt toe: ‘Bangladesh is natuurlijk een bijzonder kwetsbaar land. Door de geografische ligging, maar ook door toenemende bevolkingsdichtheid. Dit kan lijden tot ernstige gevolgen tijdens natuurrampen. Anderzijds moet ook het succesverhaal van Bangladesh erkent worden. Niet alleen heeft het land zich in de afgelopen jaren economisch enorm ontwikkeld, ook hebben de Bengalen het voor elkaar gekregen er vele slachtoffers minder vallen bij een overstroming. Dit komt met name door een uitgebreid waarschuwingssysteem, waardoor mensen op tijd kunnen wegtrekken. In de jaren ‘70 vonden honderdduizenden mensen de dood bij een watersnoodramp. Tegenwoordig zijn dat er nog steeds honderden of duizenden, een verschrikkelijk hoog aantal. Maar wel vele malen minder dan veertig jaar geleden. Wil je de hoeveelheid slachtoffers in de toekomst nog meer terugdringen, dan is het belangrijkste dat het waarschuwingssysteem wordt uitgebreid.
Kan je spreken van klimaatvluchtelingen in Bangladesh? Maarten van Aalst is voorzichtig met het gebruik van deze term: ‘het woord suggereert dat er juridische bescherming wordt geboden aan mensen die hun verblijfplaats verlaten vanwege het klimaat, want ‘de vluchteling’ heeft een internationaal juridische status. Maar de klimaatvluchteling bestaat eigenlijk nog niet. Het is heel moeilijk om te definiëren, hoeveel mensen een gebied ontvluchten vanwege het klimaat. Het is overduidelijk dat in sommige delen van de wereld de druk vanuit klimaatverandering zo groot is, dat mensen wegtrekken. De bewoners van lage eilanden in zee bijvoorbeeld. Deze mensen vertrekken om maar een reden: de stijging van de zeespiegel.
Hoe zit het met de stijging van de zeespiegel? Van Aalst: “Dat de zeespiegel stijgt, dat staat vast. In het laatste rapport van het International Panel on Climate Change is het risico voor de stijging van de zeespiegel als de aarde 2 graden opwarmt van hoog naar zeer hoog opgeschaald. We weten vrij zeker dat de stijging gaat komen, en kunnen er bijna niets meer aan doen. Het is zo goed als zeker dat we bepaalde gebieden, bijvoorbeeld het Great Barrier Reef over honderd tot tweehonderd jaar kwijt zijn.
Het toenemen van extreem weer en de bijbehorende schade: dat gaat zeker gebeuren. De grote vraag is: hoe gaan we met die risico’s om? Juist in Bangladesh zijn we bekend met wat de problemen, de risico’s zijn. Doen we niets: dan zitten we heel diep in de problemen. Maar als we daar wel op inspelen, dan is er heel veel mogelijk om slachtoffers en verlies van onderdak te voorkomen.”
Wat moet erg gebeuren om het land te beschermen tegen deze extreme omstandigheden? Volgens Van Aalst weet het land zich al heel goed te beschermen: “waarschuwingssystemen hebben voor een gigantische winst gezorgd. Het probleem bij grote rampen is vaak dat we donaties ontvangen, ná de ramp. Maar als we dat geld een paar dagen eerder kunnen inzetten, dan is diezelfde euro veel effectiever. In Bangladesh kan je zo’n vijf dagen van tevoren al goed inschatten of er een grote storm op komst is. Er is dan sprake van een bepaald risiconiveau: gaan we op dat moment al maatregelen treffen en kunnen we dan al een aantal donoren vragen om geld ter beschikking te stellen? Als je voorafgaand aan een storm mensen al wat cash geeft, om zo wat eten te kopen en zichzelf in veiligheid te brengen, werkt dat vaak vele malen effectiever dan achteraf ondersteuning bieden.”
“Een ander deel van beschermen is veel structureler: door overheid en instituten moeten we de structuur van de delta aanpassen. Dit is een veranderingsproces van enkele decennia. Zo moeten we bijvoorbeeld de stedenbouwkundige planning van Dhaka aanpassen. Je moet niet alleen maar dijken bouwen, maar ook ruimte geven aan het water. Dat is een uitdaging voor dit dichtbevolkte land. En de meest kwetsbare mensen zijn het minst goed bereikbaar. Voor structurele oplossingen is een lange adem noodzakelijk.”