In de rubriek #MijnEindeWereld vertellen we iedere week een bijzonder verhaal. Deze week is het aan Anna Wessels. In 2001 is Anna in Passe-Catabois, Haïti gaan wonen. Een gebied met meer dan 1 miljoen inwoners! Hier is zij begonnen als (tropen-)arts. Eerst vanuit huis, toen een kliniek en nu in een ziekenhuis!
Wat moet ik weten over Haïti?
Haïti is een erg arm land. Het is de de eerste zwarte vrije zelfstandige republiek, maar kan (nog) niet functioneren zonder hulp van buitenaf. Je kunt nog goed merken aan de mensen dat er hier lang sprake is geweest van slavernij. Zowel in het de manier van omgang, maar ook de denkwijze van de Haïtianen is ‘anders’. De slavernij heeft er naar mijn idee ook voor gezorgd dat het ‘ras’ supersterk is geworden. De vrouwen zijn bijvoorbeeld heel erg vruchtbaar. Ik heb het idee dat in de tijd van de slavernij de zwaksten zijn afgevallen en de sterksten zijn overgebleven.
Hoe ben je hier terecht gekomen?
Ik ben in Haïti gekomen door een echtpaar uit Heteren, waar ik zelf vandaan kom. Peter en Lia van Lonkhuizen. Zij deden hier ontwikkelingswerk in het onderwijs en in de landbouw. Zij hebben hier veertien jaar lang gewoond en gewerkt en konden mij veel leren over het land het de cultuur. Ik ben een aantal keer op bezoek geweest waardoor ik steeds beter een idee beeld kreeg van het Land. Zodoende kreeg ik ook door welke zorg het land nodig had.
Peter en Lia zijn terug naar Nederland gegaan voordat ik definitief naar Haïti vertrok. Dit was in 2001. Sindsdien ben ik hier werkzaam als (tropen-)arts. Ik ben begonnen met werken vanuit huis. Later kwam de kliniek, vanuit daar zijn we gegroeid tot een klein ziekenhuis. We hebben maar 30 bedden. We hebben een stabiele toestroom van patiënten en hebben iedere dag vol op werk!
Hoe zien jouw dagen eruit als arts in Haïti?
Ik werk eigenlijk iedere dag. De eerste tien jaar deed ik alles zelf, zowel de dag- als nachtdiensten. Gelukkig heb ik nu meerdere collega’s en ben ik nu om het weekend vrij. In mijn huis staan we iedere dag om vijf uur in de ochtend op. Dan zorg ik voor alle kinderen en dan begin ik om 07:00 met werken. De meeste collega’s stromen binnen tussen 07:00 en 08:00, dan beginnen we met de kliniek draaien. Tegen 12 à 1 uur ’s middags beginnen we meestal met de operaties. Tussendoor hebben we natuurlijk acute dingen zoals bevallingen. Afhankelijk van het dagprogramma ben je klaar nadat de laatste operatie is geweest. De dienstdoende arts blijft dan achter in het ziekenhuis en blijft bereikbaar voor spoedgevallen.
Er is altijd wel iets te doen. Vroeger konden de mensen niet goed bij het ziekenhuis komen als het regende, dit kwam door de slechte wegen en de modder. Nu merken we dat dat steeds beter gaat.Wat gebeurt er met verwaarloosde kinderen of kinderen zonder ouders? En welke invloed heeft het leven als tropenarts in Haïti op jou als persoon?
In de achttien jaar dat ik hier zit heb ik heel wat misère gezien. In het begin wil je iedereen helpen, maar dat kan simpelweg niet. Ik merk dat ik in achttien jaar tijd heb geleerd om de ernst van patiënten te overwegen: wie kan ik wel helpen en wie kan ik niet helpen? Met verwaarloosde kinderen kijken we altijd eerst naar de familie. Dan proberen we samen met hen een oplossing te zoeken, dat lukt gelukkig bijna altijd. We proberen ervoor te zorgen dat kinderen binnen de familie blijven. Ze gaan dan naar een oom of tante, oudere broer of zus, opa of oma. Vooral oma’s zijn heel erg belangrijk binnen de Haïtiaanse Stammen. Ze hebben een hele grote invloed en nemen vaak de (klein-)kinderen over zodra de ouders wegvallen. Dit gaat niet altijd goed in verband met de armoede in het land. Gelukkig komen ze dan naar ons toe zodat wij hen kunnen helpen. We zorgen dan dat het kind genoeg te eten krijgt of babymelk. Iets wat ook vaak gebeurt is het ‘pindakaas-project’. In pindakaas zitten super veel bouwstoffen en voedingsstoffen die belangrijk zijn voor kinderen. Wanneer een kind geen familie heeft neem ik ze vaak in huis. Daarin ben ik de enige in het ziekenhuis die dit doet. Soms is het tijdelijk, soms is het dus permanent.
Als het kind geen directe familie heeft moet je jezelf de vraag gaan stellen: ‘’Wat doe je er mee?’’ Dat klinkt heel hard, maar vind het na achttienjaar nog steeds moeilijk. Ik heb ook nog steeds een heel erg groot hart voor de mensen hier. Voor de arme mensen, voor de mensen die honger hebben, zieke mensen, verwaarloosde kinderen. Achttien jaar hier heeft me niet harder gemaakt, maar wel rationeler. Ik voel nog steeds voor iedereen mee.
Gelukkig weten we altijd een oplossing te vinden. Een voorbeeld hiervan is een baby’tje dat enige tijd geleden binnen werd gebracht. Zijn moeder was psychotisch en wou het kind voeren aan de honden. Ze wou het kind niet houden en was niet in staat om voor hem te zorgen. De lokale overheid heeft mij ingeschakeld en ik heb de eerste paar maanden voor het hem gezorgd, totdat ik merkte dat het kindje begon op te knappen. We hebben uiteindelijk een heel lief echtpaar gevonden dat voor hem wou zorgen. Ik zie hem nog wekelijks en het gaat gelukkig heel erg goed met hem. Het adoptieve proces zie je hier niet vaak omdat de meeste mensen zelf kinderen willen krijgen. We hebben dus veel geluk gehad met dit echtpaar.
Je hebt zelf ook kinderen, hoe zijn zij in jouw huis terecht gekomen?
De oudste drie kinderen heb ik geadopteerd. Maar daarna kwamen er zoveel kinderen bij dat adoptie niet meer mogelijk was. Het heeft zeker acht jaar lang geduurd om het adoptieproces van mijn oudste drie dochters af te ronden. Door de aardbeving in 2010. Is het proces versneld en waardoor het allemaal iets makkelijk werd. Ik heb nu in totaal 12 kinderen in huis waardoor het erg lastig is om hen allemaal te adopteren. Ik voel me wel heel erg verantwoordelijk voor alle kinderen. Dat is ook de reden waarom ik (bijna) niet meer terug naar Nederland ga, ik moet immers voor de kinderen zorgen. Gelukkig heb ik hulp in huis van twee lieve vrouwen. Zij helpen mij om en rond het huis en zorgen voor de jongste kinderen als ik aan het werk ben in het ziekenhuis. Als een van de kinderen ziek is neem ik ze mee naar mijn werk zodat ik dag en nacht bij ze kan zijn. Zodra ze zich beter voelen breng ik ze dan weer naar huis zodat ik verder kan werken. Dat mijn huis nu vol is, is soms lastig. Je weet nooit of er meer kinderen bij komen, dat is simpelweg niet te voorspellen. Ik wil namelijk niet kiezen tussen leven of dood. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om een kindje weg te sturen dat ernstig ziek of ondervoed is. Ik kan niet zeggen dat mijn huis te vol is, of dat ik te moe ben. Ik kan geen kind laten overlijden terwijl ik weet dat het zou overleven als het in mijn huis zou komen. Het huis is vol, maar ik zou geen enkel kind overlaten aan de dood. Dat is ook de reden dat mijn huis zo vol is geraakt in de afgelopen jaren.
Hoe zit het met de veiligheid in Passe-Catabois?
Anno 2019 is Haïti een anarchie, dat betekent dat het hier niet erg veilig. Reizen is dan ook geen optie. Bussen worden gekaapt en mensen worden beroofd of vermoord. Haïti is erg onstabiel maar gelukkig is Passe-Catabois relatief veilig. Er zijn manifestaties maar deze zijn niet op ons gericht. De mensen respecteren ons omdat we goed werk leveren en voor hen zorgen. Ik heb wel verhalen gehoord uit andere regio’s dat ziekenhuizen daar worden aangevallen. Daar schrik ik dan wel heel erg van. Het feit dat zij zwangere vrouwen of ernstig zieke kinderen weigeren en terug de straten op sturen breekt mijn hart. De Haïtianen zijn behoorlijk destructief. Of het nou goed, of juist slecht is. Hun woede wordt geprojecteerd op hun omgeving, en daar lijden verschrikkelijk veel mensen onder. Om door te gaan moet je onthouden dat het niet op jou is gericht. Ik weet dat ze mij respecteren, dus ik voel me tot nu toe nog redelijk veilig.
Wat is jouw drijfveer om door te gaan?
Mijn drijfveer om door te gaan dat is toch de bevolking… De bevolking die het moeilijk heeft, die in (zeer grote) armoede leven. Als die mensen de kliniek binnen lopen, en je hen kan helpen, dan besef je waarvoor je het doet. Er zijn mensen met tuberculose die hartstikke mager binnenlopen en na een aantal maanden gewoon weer aan het werk kunnen, dankzij jouw hulp. Dat ze met behulp van de juiste medicatie weer kunnen werken, voor hun gezin kunnen zorgen… Daar haal je zoveel voldoening uit dat er geen geld of luxe tegenop kan.Wat is de grootste les die je hebt geleerd sinds je aan het einde van de wereld woont?
Na achttien jaar heb ik het besef gekregen dat ik het land of de mensen niet kan veranderen. Je kan alleen een voorbeeld geven en hopen dat ze het overnemen. De mensen hier zitten zo verschrikkelijk vast in tradities en in hun bijgeloof dat ik als blanke arts weinig verandering kan maken. Ik kan ze behandelen en aan voedsel helpen zodat ze ‘beter’ worden, maar ik kan hun levenswijze niet aanpassen. Dat is ontzettend moeilijk. De belangrijkste les die ik geleerd en die ik graag aan anderen mee wil geven is om mensen te accepteren hoe ze zijn. Probeer ze niet te veranderen maar probeer ze te helpen met hun tekortkomingen. Er is hier een heel erg mooi spreekwoord dat zich perfect hierop toepast: Je kunt een paard wel naar het water brengen, maar je kunt hem niet dwingen om te drinken. Oftewel: je kunt hulp aanbieden, maar je kan niemand dwingen.