Menig taalnazi wil je het liefste een schop geven bij het horen van de woorden ‘hun’ en ‘hebben’ achter elkaar. Hun hebben namelijk helemaal niets. 'Hun' kan nooit het onderwerp zijn. Als je 'hun' kunt vervangen door 'zij' of 'ze' moet je het simpelweg niet gebruiken. “Ze hebben er goed over nagedacht”, dat klinkt toch stukken beter?
2. “Jou moeder kan niet koken”
Het klinkt hetzelfde: 'jou' en 'jouw', maar het wordt verschillend gebruikt. 'Jou' is namelijk een persoonlijk voornaamwoord. Het verwijst naar iets, een persoon in dit geval. Zo kun je dus zeggen: “Ik vind jou een lekker ding”. Maar wil je iets zeggen over een bezit, gebruik je 'jouw'. Bijvoorbeeld als je het huisdier van je vriend haat. “Ik vind jouw kat een k*tbeest.” Om het nog wat ingewikkelder te maken, de ultieme zin: “Ik zag jou jouw kat aaien”.
3. “Ben je de enigste die met de fiets is gekomen?”
Als je nog even zo doorgaat komt er überhaupt niemand meer. Je kan niet nog meer 'de enige' zijn dan 'de enige'. Een woord als lief kun je vergroten met een overtreffende trap: lief-liever-liefst. Met enige kan dat dus niet. Daar blijft het enige-enige-enige. Of je moet jezelf door de helft gezaagd hebben en de ene kant thuis hebben gelaten. Gekkigheid.
4. “Ik irriteer me aan je trui”
Het verschil tussen de werkwoorden 'ergeren' en 'irriteren' is dat 'ergeren' ook wederkerend kan worden gebruikt. Dus 'ik erger me' kan wel, 'ik irriteer me' bestaat niet. Je kunt 'me' en 'irriteren' wel in één zin gebruiken, maar dan moet je het werkwoord combineren met een lijdend voorwerp: “Jouw trui irriteert me”. Of gewoon altijd 'ergeren' gebruiken, dan zit je safe. “Ik erger me aan jouw trui” dus. Helder? Gaan we naar vijf.
5. “Ik ben groter als jij”
Neeeee. 'Als' en 'dan' zijn woorden met een bijna gelijke betekenis, maar er zit wel degelijk verschil in. 'Als' wordt gebruikt wanneer twee waarden
vergelijkbaar
zijn. Dat is in zinnen als: “Ik ben even groot als jij”, “Ik ben even lelijk als jij” en “Ik ben even dik als jij”. 'Dan' wordt gebruikt in situaties waarbij de ene waarde
groter
is dan de ander: “Ik ben groter dan jij” en “Jij bent dikker dan ik”.
6. “Ik heb me hond uitgelaten”
Dikke punten voor jou, voor het uitlaten van de hond dan. Je grammatica is nog geen punt waard. Het woord ‘me’ wordt alleen gebruikt wanneer je verwijst naar jezelf. “Ik heb me gewassen”. Wanneer je wil zeggen dat je je hond hebt uitgelaten, praat je over je hond als een bezit. Een bezittelijk voornaamwoord. In dit geval gebruik je ‘mijn’ of als je lui bent ‘m’n’. Maar dat ben je niet, want je laat je hond uit, dus: “Ik heb mijn hond uitgelaten”.
7. "Hij wilt dansen"
Yep, normaal is de derde persoon enkelvoud 'stam + t'. Dus bij het werkwoord lopen wordt het: ‘hij loopt’. Maar 'willen' is een onregelmatig werkwoord. Dat geeft niks, daar kan het ook niks aan doen. Maar het betekent dat, net als bij de werkwoorden zullen, mogen en kunnen, de derde persoon enkelvoud hetzelfde is als die voor de eerste persoon. Denk dus: ‘Ik wil dat jij hij wil zegt’. Da’s toch een mooie ezelsbrug?
Bijna tien jaar nadat Paulien Cornelisse 'Taal is zeg maar echt mijn ding' schreef komt ze met een nieuw taalboek: 'Taal voor de leuk'. In dit boek deelt ze haar nieuwste taalfascinaties. Waarom zegt de conducteur in de trein 'UhLelystad' in plaats van gewoon 'Lelystad'? Kun je beter 'ARG' whatsappen of 'ARGH'? En wat is 'woordaanelkaarplakkisme'? Kijk het gesprek terug: