Hoe Tim Hofman het voor elkaar kreeg om het kinderpardon terug op de politieke agenda te krijgen.
Ik wil heel voorspelbaar gewoon bij het begin beginnen: waar kom je vandaan? Uit een gezin met vijf kinderen, ik ben de oudste, heb drie broertjes en een zus. Mijn ouders zijn al sinds hun 14de bij elkaar. Ik kom uit Vlaardingen uit een gewone arbeidersfamilie. De oude VARA dus. Ik heb me daar altijd thuis gevoeld. Het was liefdevol, maar ook soms hard. We zijn heel eerlijk tegen elkaar, dat kan dus ook pijnlijk en gevoelig zijn.
Was het een links milieu? Niet per se. Ik kom uit een familie die zich los heeft gevochten van de kerk, al hoorde ik dat pas later. Het was ook een familie waar een oom ooit een lintje van de koningin weigerde. Dat zijn allemaal dingen die ik bij mezelf herken.
Jij was de oudste dus je moest ook de eerste zijn om strijd te leveren met je ouders. Ik heb niet zoveel strijd met hen gevoerd, hoewel ik wel altijd nogal anti-autoritair was. Mijn ouders zeiden vroeg in mijn puberteit: ‘Doe maar, jongen. Regel alles zelf maar.’ En dat deed ik dan ook. Als ik ze nodig had, waren ze er meteen. Ze namen niet zozeer afstand, ze verschaften me de ruimte. Dat is blijkbaar een goede manier om met mij om te gaan. Ik heb dat nog steeds nodig, bijvoorbeeld hier bij BNNVARA. #Boos is zo ontstaan.
Ik las dat je op je elfde al literatuur begon te lezen. Ja, ik was als kind best teruggetrokken. Had ook zelden een beste vriend op bezoek, die zag ik wel op school, maar niet thuis. Liever zat ik op mijn kamer te tekenen en te lezen.
Wilde je schrijver worden? Dat denk ik wel. Na de middelbare school heb ik een paar letterenstudies gedaan, maar dat pakte niet goed uit. Ik zat niet lekker in mijn vel. Vanaf mijn zeventiende de ging ik met een meisje dat aan anorexia leed, een relatie die zeven jaar duurde. We zijn zelfs verloofd geweest. Ik heb altijd het voorbeeld gehad van mijn eigen ouders en haar ouders waren ook heel lang bij elkaar. Ik dacht: zo moet het. Het was een heel lieve vrouw, ik hield van haar. Ze ging van kliniek naar kliniek en ik had niet het idee dat ik haar daaruit kon redden.
Ben je zelf in therapie geweest? Nou niet in therapie, maar ik ben geregeld naar een psycholoog geweest, in mijn studententijd bijvoorbeeld. Even spuwen. Afgelopen jaar ook regelmatig, wat kwam door klappen die ik tijdens opnames (voor #Boos, red.) had gekregen op het kantoor van een boze huisjesmelker, waar ik ook niet te veel over wil zeggen, want de zaak speelt nog. Dat handgemeen had wel een grote impact. En ik wil dan niet een jankie zijn die zichzelf opsluit, boehoet en afgeeft op anderen. De enige manier om zoiets te verwerken is door het bij mezelf te zoeken. Daar ga ik mee aan de slag, ik zie dat als onderdeel van mijn werk, letterlijk als een soort baan. Dat ben ik verschuldigd aan mezelf. Ik wil werken aan wie ik ben.
Je bent hebt ook last van depressie gehad, las ik. Dat was in mijn studententijd, tegenwoordig heb ik er heel zelden last van. Het afgelopen jaar zat ik door die klappen voor mijn kop ruim vier maanden thuis, en daarna begon ik weer langzaamaan met werken. Als je vier maanden kleurplaten zit te maken, word je daar niet per se vrolijker van. Zoals je met een slecht afgewassen glas soms een zeepsmaak proeft, zo wist ik dat bij mij een depressie op de loer lag: o ja, zo voelde dat ook.
Kun je een depressie omschrijven? Zinloosheid. Kaalslag. Vlakte. De kleur grijs. Ik ben nooit echt suïcidaal geweest, maar ik heb weleens gedacht: ik moet iets gaan doen met mezelf, want anders weet ik niet waar dit eindigt.
Je bent een knappe jongen, je hebt energie en vuur, je staat in het volle leven. Dat gevoel had ik als student helemaal niet, ik had totaal geen eigenwaarde. Dat had honderd oorzaken en die heb ik allemaal aangepakt, maar sommigen spelen nog weleens op. Ik was toen ook gewoon heel bang, bang om te voelen, bang voor emoties, bang voor een ander, bang voor wat er nog zou kunnen komen. Ik heb keuzes gemaakt die in dienst stonden van angst. Ik kreeg daar een heel lelijk leven van, en voelde me ook heel lelijk. Het afgelopen jaar zat ik thuis op mijn bank, ik had geen impulsen, niets. Maar gelukkig ben ik tegenwoordig veel weerbaarder dan vroeger. Ik heb bijna een stappenplan gemaakt om ermee om te gaan. Eerst omarm ik wat ik ervaar: voel ik me naar, dan is het maar naar. Als het fijn is, is het fijn. Angst. Verdriet. Pijn. Zinloosheid. Totale euforie. Alle emoties stond ik mezelf toe. Voelen zonder een vraagteken te zetten… Vraagtekens komen later wel. Het belangrijkste is om jezelf ruimte te geven.
Beeld Erik Smits
En bespreek je dat dan met anderen? Ja, met de mensen dichtbij me. Met jou nu. Misschien dat als mensen dit lezen en dan denken: ‘Oh ja, wat fijn dat dat zo kan’. Ik schaam me daar verder niet voor.
Jij hebt invloed, dus jouw verhaal kan voor sommige mensen belangrijk zijn. Dat zou een mooie bijkomstigheid zijn, ik ben me daarvan bewust, maar ik voel me niet een soort Messiaans rolmodel dat per se de verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen aan…
Waarom niet? Omdat ik je moeder niet ben. Ik ben er niet om mijn publiek op te voeden. Ik draag graag bij, maar dit wat ik nu vertel over depressie gaat over mijzelf hè? Als je een boemerang gooit en die komt weer terug: dat is mooi. Als die boemerang onderweg iemand ten positieve heeft geraakt, is dat een fijne bijkomstigheid, waar ik ook weer blij van word.
Jouw debuutbundel, ook een boemerang, was na verschijning direct een instant succes. Inmiddels zijn er 30.000 exemplaren verkocht, een van de bestverkochte dichtbundels van de afgelopen eeuw. Je kreeg geweldige recensies, onder ander in NRC, maar toch ook een paar voorspelbare zure stukken. Ik snap dat ook heel goed, dat spel. Die negatieve stukken, daar kan ik me best even rot over voelen, maar ik sta achter het product, dus het maakt niet uit. Ik heb geen enkele pretentie of ambitie met die bundel. Ik ben Tim. Ik schrijf dingen op. Je mag die kopen. Maar je kunt het ook niet doen. Wat ik erg leuk vond, is optreden op poëzieavonden, dan had ik een groot scherm en vertelde ik wat ik deed. Ook daar probeerde ik soms de grens op te zoeken. Het doet wat als je uit een zaal oehhh hoort.
Waarom zoek je steeds die grens op? Omdat die grens het plafond is. Of kan zijn. Soms zijn beperkingen heel nuttig, zoals bijvoorbeeld rode stoplichten, maar soms is het nuttig om door grenzen heen te banjeren. Als ergens niet over gepraat kan of mag worden, wil ik er juist over praten. Dat kan met een grap. Dat kan door letterlijk iets te doen waar ik me zelf ook ongemakkelijk bij voel.
Dat doe je met #Boos ook. We hebben met #Boos een eigen taal ontwikkeld. Wie naar ons kijkt, wordt naar onze planeet gezogen. We kunnen je meenemen naar allerlei maatschappelijke onderwerpen, van politiek tot huisjesmelkers, tot aan de vraag waarom homo’s geen bloed mogen geven. We willen dat #Boos impact heeft. We komen op voor David, maar we spreken de taal van Goliath. Dat betekent dat we vaak moeilijke incorrecte grappen maken, maar ondertussen wel een arm leggen om degene die wordt gepest.
Doe je dat dan voor ‘de maatschappij’ of voor jezelf? Dat is een interessante vraag. Ik denk dat ik uiteindelijk altijd toch terugkom op mezelf. Ik vind het geweldig om iets te doen voor anderen, maar als ik alleen maar voor de maatschappij zou werken, word ik ongelukkig. Als ik alleen maar aan mezelf zou werken ook. Het gaat om een balans, hoewel dat ook weer om mij gaat. Het is een van de grootste taboes in onze maatschappij. Je kunt beter je buurman harteloos uitschelden op een verjaardag, dan zeggen: ik ben trots op mezelf, ik geef om mezelf. Ik heb de afgelopen tijd geleerd om mezelf te behandelen zoals ik mijn beste vriend zou behandelen. Daar toets ik heel veel aan, het betekent dat ik heel goed voor mezelf zorg en heel zuiver met mezelf om wil gaan, dat ik heel kritisch op mezelf wil zijn, zonder dat het negatief wordt.
Ben jij je beste vriend? Ja, ik ben wel een van mijn beste vrienden en dat sterkt me enorm, omdat ik er daarom ook beter voor andere mensen kan zijn. Ik denk dat je goed voor jezelf kunt zijn als je zelf in een sterk gestel zit. Als je twee gebouwen hebt die beide wankelen, is het handig als er een goed gefundeerd is, om die andere op te vangen. Zo zou onze maatschappij veel meer opgebouwd moeten zijn.
En daarom maak je ook een programma als Schuldig of niet? Klopt, in navolging van Verkracht of niet?, over de moeilijke juridische implicaties van aanrandingen of verkrachtingen. Dat programma was een schot in de roos, heel relevant voor de maatschappij. In ons nieuwe programma hebben we het over geweld: wat mag wel, wat mag niet? Wat doe je als je een inbreker in je huis overmeestert? Wat doe je met de dreiging van fysiek geweld?
Wat dan weer een link heeft met de klap die jij vorig jaar kreeg. Dat had ik echt pas door toen de opnames begonnen! Verrek, dit grijpt me aan, omdat ik het zelf zo heb meegemaakt. Ik ben iemand die als ik klappen krijg blijkbaar niet terugsla, maar ook niet terugdeins. Ik roep een bepaalde aversie op bij masculiene personen, personen met macht, en daar ga ik dus niet voor opzij.
En er komt een #Boos-documentaire over het kinderpardon. Er zijn in Nederland ongeveer 400 kinderen die ons land uitgezet gaan worden. Die kinderen wonen hier al jaren, ze spreken de taal, ze voelen zich Nederlands. Er zit een heel proces achter, vaak zijn ze uitgeprocedeerd. Hoe je het ook wendt of keert, of je dat vanuit links of rechts benadert: die kinderen zouden centraal moeten staan. Soms hebben de ouders fouten gemaakt, soms heeft de overheid gefaald, je kunt daar alles van vinden, maar die kinderen kunnen we dat niet aanrekenen: zij mogen niet de dupe zijn.
En dus? Met #Boos hebben we een enorm YouTube-platform en we kunnen deze moeilijke zaak op een manier vertellen zoals dat nog nooit is gedaan: niet vanuit de ouders, niet vanuit een politieke kleur, maar vanuit die kids zelf. Dat levert dus een heel pijnlijk rauw document op. We zijn naar Oekraïne gevlogen om een familie te bezoeken die is uitgezet. Drie kinderen, allemaal in Nederland geboren. De ouders hebben in Nederland altijd keihard gewerkt en nooit één cent ontvangen, maar moesten na jaren toch het land uit.
Dat levert dan #Boos in het kwadraat op. Ja, we gaan nóg dieper. We volgen drie kinderen, een 9-jarig jongetje dat hier geboren is en al in acht AZC’s heeft gezeten en nu waarschijnlijk uitgezet wordt. We volgen een jongen van 16 jaar die kanker had, maar hier nog onder toezicht staat, hij woont al zeven jaar in de Bijlmer en wordt naar Nigeria gedeporteerd. Ik hoop dat mensen na het zien van onze documentaire in opstand komen, maakt niet uit of dat schrijvende pers is of andere mediamakers, mensen zelf, uitgeprocedeerde advocaten, een rechter die weigert nog langer een zaak van het IND aan te nemen. Die kinderen moeten worden gered. Laat ze alsjefokkingblieft hier blijven.
Schuldig of niet? maandag 5 november, NPO 3, 21:20 uur