Youp van ’t Hek - Leidse Schouwburg
© Bob Bronshoff
Speelt-ie ’m of speelt-ie ’m niet? De aanloop naar Korrelzout, de allerlaatste oudejaarsconference van Youp van ’t Hek is er een met hindernissen.
Youp, 24 december om 20.35 op NPO 1
Oudejaarsconference 2020: Korrel Zout, 31 december om 22.30 op NPO 1
Zolang het nog niet wil vriezen en daarmee alle hoop op een Elfstedentocht naar 2021 geschoven kan worden, is er een andere cliffhanger in Nederland actief: die van de oudejaarsconference van Youp van ’t Hek, extra spannend omdat het zijn laatste is. Áls het doorgaat, want hij wil dat zijn finale woorden kunnen ketsen en rollen, gonzen en tollen, en daarvoor is publiek nodig. Mensen. Zielen! Niet dertig, het is verdorie geen lezing, nee: meer. Dat is hij gewend, dat hoort, nu nog afwachten of het mag. Tot die tijd: try-outen, chin up, veel koffie en moedig voorwaarts.
Hoe hangt de vlag erbij? Goed.
Niet emotioneel, in de aanloop naar die laatste oudejaarsconference?
Nee. Nou, misschien moet ik even slikken als ik na afloop mijn koffertje inpak. Dit was een belangrijke periode in mijn leven, ik heb het straks tien keer gedaan en met onbedaarlijk veel plezier. Maar het is slechts één onderdeel waarmee ik stop, want ik heb nog mijn NRC- en VARAgids-column en ik wil een laatste show maken.
Maar dat kan jou toch wel een beetje sip stemmen? De oudejaarsconference is voor cabaretiers de bruidstaart in de bakkerswinkel!
Van Kooten en De Bie zongen al ‘Ouwe lullen moeten weg’. Peter Pannekoek, Pieter Derks, Daniel Arends: al die jonge gasten staan klaar. Het is nergens goed voor als oudjes die mooie plek bezet houden.
Heeft jouw besluit om dit jaar te stoppen ermee te maken dat je een witte man van een zekere leeftijd bent, die in een tijd is beland dat hij niet meer alles kan zeggen? Ik noem de commotie rond ‘pisnicht’.
Dat woord zal mij de rest van mijn leven achtervolgen. Ik gebruikte het ooit over een nicht, die een man voor de seks gedrogeerd zou hebben. Later bleek het verhaal anders. Maar nu word ik doorlopend als een soort homofobe islamist afgeschilderd. Onlangs werd ik er door een landelijk ochtendblad zeven pagina’s lang – zonder een vleugje ironie – over doorgezaagd. Volgende keer zeg ik gewoon dat alle homo’s dood moeten. Maar dat nemen ze dan ook weer serieus!...
Kijk, ik word in een hoek geduwd, waarin ik helemaal niet geduwd wil worden. Humor wordt zo zwáár gemaakt. Bij cabaret hoort een zekere baldadigheid. Ik ben dat jongetje dat…
…nee, je bent een man van 66 die nu misschien beter zou moeten weten.
Ja, de húmor is veranderd, maar ík ben niet veranderd. Dat is het ravijn dat nu aan het ontstaan is tussen mij en een jongere generatie. Misschien ben ik een oubollige komiek geworden. Ook goed. Ik vind het juist wel grappig om die oude witte man te zijn.
Sprak hij in de veilige wetenschap dat z’n zalen altijd vol zijn. Je zou kunnen zeggen dat er nog genoeg mensen in ‘jouw kamp’ zitten.
Klopt. Vorig jaar stond ik zes weken in Carré in Amsterdam. Elke avond tot de muur uitverkocht, knalhard gelachen. En luister, er zullen best dingen tussen gezeten hebben waarvan een deel van de mensen zegt: ‘Wat érg’. Nou, het zal. Maar mijn publiek vindt dat humor.
Hoe voelt het als iemand van een jongere generatie jou op het matje roept?
Ik heb vroeger nooit mensen op het matje geroepen, en ik wens zelf ook niet op het matje geroepen te worden. Door niemand, jong of oud. Ik doe wat ik doe zolang ik vind dat het kan. En als anderen daar moeite mee hebben, dan zie ik daar de lol van in.
Maar hoor je wat ze zeggen?
Ja, natuurlijk. En ze hebben vast ook gelijk. Zoals ik ook gelijk heb als ik zie wat zíj doen. Een voorbeeld: ik lag vroeger in de bosjes om op Henk van der Meijden en zijn camera te schieten, maar nu zoeken bekende mensen zelf de publiciteit op. Glennis Grace die zichzelf filmt in het ziekenhuis na haar borstverkleining, terwijl ze net uit de narcose komt! Daar mag deze ouwe lul dan toch hopelijk ook iets van vinden?
Heb jij altijd gelijk als je iets vindt?
Niet altijd, maar vaak wel. Alleen reageer ik altijd vrij primair. Ik ben niet zo van de diplomatieke taal. Maar over dat gelijk hebben en krijgen: er is niks leuker dan een goede discussie. Ik kom uit een gezin met acht kinderen, we deden niet anders. En we hadden altijd allemaal gelijk, vooral mijn vader. Alleen mijn moeder bleef kalm, die riep af en toe: ‘Rustig, rustig, wie wil er nog soep?!’ Vaak was het ook m’n vader tegen de kinderen. Dit was de tijd van lang haar, van de pil en de vrije seksuele moraal. We hadden felle discussies over abortus. Mijn vader zei: ‘Viespeuken, smeerlappen’. En daar genoten we allemaal van, net zoals mijn kinderen het nu leuk vinden om Debby en mij te pesten.
Beklijft er weleens iets wat je kinderen inbrengen?
Ja. En soms zeg ik: ‘Oké, jij hebt gelijk’. Maar nooit van harte.
Mokkend ging hij naar bed. Over de mening van anderen gesproken: als jij je column op vrijdagmiddag af hebt, bel je een aantal mensen om hem voor te lezen. Wie zijn dat?
Dat zijn er drie, en al jaren dezelfde: mijn lievelingsneef Benjamin, mijn manager Hans Floberg en Eva, een vriendin. Na het eerste belletje ga ik er nog aan kloten, dan lees ik de tweede versie voor, en als nodig ook nog de laatste.
Je belt ze elk op zo’n middag dríé keer?
Nee, ik val ze lastig met één van de drie versies, zij hebben ook nog een leven. Maar als ik weinig tijd heb, bel ik niet, of ik sla er eentje over als die niet opneemt, dan spreek ik in dat diegene de tyfus kan krijgen. Of als Eva niet opneemt zeg ik tegen haar voicemail: ‘Oké, dan niet!’
Heb je dat klankbord nog nodig, na 33 – uitroepteken – jaar?
Het is lekker omdat ik altijd in mijn uppie werk. En als ik hem voorlees, dan hoor ik welke zinnen niet lekker lopen, of dat ik twee keer het woord ‘onmiddellijk’ heb opgeschreven.
Hebben ze weleens serieus commentaar, zo van: ‘Doe dat nou niet’?
'Daar krijg je goed gezeik mee’ is iets wat ik regelmatig hoor. En meestal krijgen ze gelijk. Maar ik verander niks, het is echt meer een ritueel.
Goed, ander nieuws dan. Jouw borsthaar. Ja.
Dat bloest al jouw hele carrière enthousiast uit het hemd en steeds als ik dat zie, wil ik het knippen. Dat mag hoor.
Echt? Zeker. Ik hoor wel vaker de opmerking dat ik mijn kraag zo ver open heb staan. Weet ik veel, ik heb een dikke kop en m’n blouse helemaal dichtknopen is zo’n gedoe. Dus. Het kan ook mijn compensatie zijn vanwege… (Youp gebaart naar zijn hoofd).
Ach welnee. Wist je dat ik een aanbod kreeg om de boel te laten implanteren? Ik kreeg een brief dat het normaal 20.000 euro kost, maar voormij was het gratis, in ruil voor mijn voor- en na-foto op de website. Gezellig tussen Dick Advocaat, Ruud Gullit en Gerard Ekdom in. Ik ken Gerard, dus ik belde hem en zei: ‘Heb jij dat laten doen, joh?’ ‘Houd je bek’, lachte hij. En dan moet je er ook voor naar Turkije, ben je gek.
Ik vroeg me ook af of je weleens andere brilmonturen op doet.
Soms, als ik bij de opticien nog niet aan de beurt ben. Maar als ik dan in de spiegel kijk, denk ik: Youpie, je lijkt wel een museumdirecteur joh, of een niet zo’n goeie copywriter in de reclame. Ik heb ooit een ander montuur gekocht – voor thuis - omdat ik herkenningsmoe was. Toen zeiden mijn kinderen: ‘Papa, doe normaal!’ Ze dachten dat ik een nieuwe vriendin had of zo. Die ronde bril hoort gewoon bij mij.
Youp is de bril, de bril is Youp. Ja.
YOUP is ook de titel van een documentaire over jou, die op kerstavond wordt uitgezonden. Hetty Nietsch, de maakster, concludeert onder meer: ‘Youp wil heel graag normaal worden gevonden, maar dat is hij niet. Hij is namelijk Youp van t Hek.’
Ik realiseer me heel goed dat ik in een schitterend huis woon en niet hoef na te denken over mijn financiën. Daardoor is mijn leven niet normaal. Als we vroeger op wintersport gingen, nam ik 25 vrienden mee. Dat kon. En ik genóót van al die gezelligheid. En tien jaar geleden zag ik in Bergen een heel oud autootje langsrijden. Leuk, dacht ik.
Zeg me niet dat je die auto onder de kont van de eigenaar vandaan hebt gekocht.
Nee, maar een paar dagen later had ik ook zo’n MG aangeschaft – die trouwens helemaal niet zo duur was. Maar afgezien daarvan ben ik heel gewoon gebleven.
Hmm. Je grapte dat voor de vraag of je begraven of gecremeerd wilde worden, de geïnteresseerde maar contact moest opnemen met jouw agentschap.
Hahaha! Nou ja, Hekwerk regelt inderdaad ongeveer alles voor me.
In voorstellingen noem je jezelf vaak Youpie, of je laat anderen jou zo noemen. Ik dacht: dat is misschien een poging om over te komen als een gewone sterveling.
Zo noemen mensen me echt. Ook vreemden. Dat kleeft op de een of andere manier aan me.
Idem voor de regelmatige opmerking: ‘Ik ben ook maar een mavomannetje.’ Of heb je serieus een minderwaardigheidscomplex?
Ácht jaar heb ik ook nog over mijn mavo gedaan, hè. Maar nee hoor. Toen ik in Amsterdam kwam wonen, studeerden al mijn vrienden medicijnen of rechten. Eerst keek ik tegen ze op, was ik misschien een beetje gefrustreerd, maar ik kwam er al snel achter dat ik meer boeken las en meer films zag dan zij. En ik wist toch al dat ik cabaretier wilde worden.
En achter dat ‘mavomannetje’ zit juist een grappig, heel ander verhaal. Het waren namelijk de laatste woorden die mijn vader tegen mij zei. Op 1 april 1989 kreeg ik de sleutel van ons huis aan de Prinsengracht – dat was gigantisch groot, ik denk wel 400 vierkante meter. Mijn ouders kwamen langs tijdens de verhuizing. Op een gegeven moment sta ik met mijn vader in de achtertuin naar de gevel te kijken en hij zei: ‘En dat met vier jaar mavo’. Dat was heel geestig, maar ook lief. Daarin klonk namelijk door dat hij zorgen had gehad om dit kind, dat jarenlang overal was afgetrapt en maar niet wilde lukken. Daarachteraan zei hij trouwens: ‘En het moet elke vijf jaar geschilderd’, hahaha. Elke keer als ik een rekening krijg voor schilderwerk, denk ik aan die opmerking. Maar goed, drie weken later, op 23 april, kreeg hij een hersenbloeding. Daarna heeft hij nooit meer kunnen praten.
Heb je ooit je IQ laten meten?
(Grijzend) Dat durf ik niet. Ik ben als kind een keer getest, toen mijn ouders wanhopig waren. Ik kwam thuis en mijn vader zei: ‘Je moet je schamen’. Dus ik antwoordde: ‘Hoezo?’ ‘Je weet heel goed wat ik bedoel.’ Kennelijk bleek uit de uitslag dat ik wel kon leren, maar simpelweg geen ruk deed. Dat ik een klaploper was. Brommertjes, meisjes, beetje hangen. Terwijl ik uit een familie kom waar vier kranten werden gelezen en er serieus werd geouwehoerd.
Was het een welvarend nest?
Ja. We woonden in een mooi, groot huis in Naarden. Mijn vader was directeur van de beleggingmaatschappijen van C&A. Beleggen kon hij heel goed. Op zijn begrafenis zei een Brenninkmeijer: ‘Jouw vader was een bijzonder kereltje.’ Hij adviseerde ook mensen privé. Ik heb hem ook eens om advies gevraagd, in 1985. Tot die tijd zat ik altijd in geldnood. Maar met het programma Verlopen & verlaten liepen de zalen vol en hield ik aan het eind van het jaar geld over.
Dus ik zei: ‘Papa, wat is een goede belegging?’ Hij keek me aan en antwoordde: ‘Een goede nachtrust. Dat is de beste belegging.’
Die woorden ben ik nooit meer vergeten. Ik heb in mijn leven de boel af en toe behoorlijk verkloot, waardoor ik ook slecht sliep. En dan klonk die geest door.
Wat heeft hij je nog meer geleerd?
Als niemand je kietelt, dan moet je het zelf doen. Daarvan las ik laatst weer een goeie: op Telegraaf.nl stond een interview met Thierry Baudet, waarin hij zei: ‘Alle bijzondere mensen hebben rafelrandjes, dus ik ook.’ Schitterend. Even denken, wat nog meer? Ja: sta stil bij de vrouw die je trouwt, hoe je met mensen omgaat en hoe je met je leven omspringt. En als je geld overmaakt aan een goed doel, dan dóé je dat. Daar zeg je niks over en je vraagt ook niet om een bedankje. Dat ben ik zo met hem eens. Als ik mensen openlijk zie sponseren, denk ik aan hem. Dat soort lessen zijn blijven hangen. Ik heb mazzel gehad met mijn opvoeding. En ik hoor altijd nog de toon waarop mijn vader sprak. Hij ging nooit op een stoel staan, hij mompelde het met de soeplepel half in de mond.
Ben jij een leukere man geworden na je twee medische akkefietjes? Je arts zei: ‘Je wordt weer helemaal de oude.’ En je vrouw Debby reageerde met: ‘Dat hoeft nou ook weer niet.’
Leuker? In ieder geval nederiger. Maar dat krijg je als je na corona twee maanden op de bank hebt gelegen. Ik was heel blij dat ik er nog was, en hoofdzuster Petter ook. We zijn nu 66 en 64 en we kennen elkaar al heel erg lang. We hebben geen zeikerig huwelijk, en dat bedoel ik op de meest positieve manier. We zijn, ook met de kinderen en kleinkinderen, nog wat dichter bij elkaar gekomen. We zijn echt een familie en spreken elkaar veel. Ik vind dat hele spul ontzettend geestig en gezellig, zo bij elkaar.
Waarover klets je met jouw kleinkinderen?
Over dat ik met mijn paraplu douche omdat ik bang ben voor water. Grapjes maken. Ik hoorde mijn kleinzoon – die is elf – laatst tegen een vriendje zeggen: ‘Hem moet je maar gewoon laten praten, we geloven hem allemaal niet.’ En toen hij jonger was: ‘Hij is heel beroemd, maar dat zie je niet aan zijn kleren hoor.’ Daar moet ik zo om lachen. We zouden allemaal klein moeten blijven.
Waarvoor geeft jouw gezin je op je flikker?
Mijn tyfuszooi. Inmiddels weet ik waar de wasmand staat, maar als ik alleen zou wonen, zou het huis vol liggen met sokken en overhemden. Ik werk vaak alleen in mijn huisje in Bergen. Als ik weer wegga, ruim ik op. Maar dat is altijd zó veel werk. Ik kan echt veel troep maken.
Hoeveel overhemden heb je?
Jezus, geen idee. Genoeg in ieder geval. Maar je ziet me nooit met een strijkbout. Mijn optreedoverhemden worden gestreken door Simon, maar thuis heb ik nog niemand kunnen vinden.
Je hebt Magere Hein twee keer gezien, op anderhalve meter. Welke relatie heb jij tegenwoordig met de dood?
Toen ik rond de veertig was en de kinderen nog klein waren, dacht ik er elke dag aan: dat mag me nooit gebeuren. Maar nu ze alle drie hun eigen plek hebben gevonden, is er een soort vrede… Nee wacht, dat is niet het goede woord.
Rust?
Nee ook niet. Berusting vind ik weer tuttig klinken. Levensrealist? De tijd is korter! De kans groter! Die grote, vuistdikke roman gaat er niet meer komen en de cursus parachutespringen staat ook niet op mijn lijstje. Zo sta ik in het leven en zo kijk ik naar de dood. Over veertien jaar ben ik tachtig. Dat vind ik nogal wat. Dus daarom wil ik ook stoppen op mijn 70ste. Nog één grote show en dan heb ik vijftig jaar op het podium gestaan.
Wat ga je volgend jaar doen?
Ik ga eerst eens kijken hoe het met de wereld gaat, en daarmee dus ook met de theaters. Wat kan, en wat mag. Ik sta nu elke avond voor dertig mensen te try-outen en dat is oké, want ik moet mijn conference goed hebben. Maar ik ga dat niet doen als het niet hoeft. Dan wacht ik liever tot alles weer gewoon is. In de tussentijd ga ik misschien een boekje maken. En in februari willen de muzikanten en ik ons terugtrekken om alle liedjes van de afgelopen jaren op een album te zetten. We hebben toch niks te doen.
Heb je genoeg vrije tijd gehad, als je nu nog vier jaar doorgaat?
Misschien mis ik dingen, maar ik heb er zo veel plezier in. Ik spéél, het is geen werk. Ik heb een onbedaarlijk leuk leven en durf keihard te roepen dat ik een van de vrolijkst levende mensen ben.
Ik las juist dat je nogal een tobber bent. Wat houdt jou dan wakker ’s nachts? Vanalles. Toen het mijn gezondheid niet goed ging, kon ik daarvan wakker liggen. Wat heb ik nou toch? En dan zit ik in m’n kop maar te tutten en te zeiken. Maar ik tob ook over de wereld, over mijn kinderen, over berichten in de krant: jongen doodgestoken om horloge.
Houdt dat je echt uit je slaap?
Dat niet, maar ik kan er wel somber van worden.
Maak je Debby dan wakker?
Nee. Maar als het overdag gebeurt, ziet mijn gezin het aan me. ‘Je was er weer lekker bij.’
Tijdens de try-out refereerde je aan jouw psychiater. Bestaat die echt?
Nee. Ik ga niet professioneel zitten. Ik heb wel een aantal goede vrienden en vriendinnen met wie ik dingen deel.
Goed zo. Wat had je heel graag willen kunnen?
Zoals bijna alle jongens een goede voetballer zijn. Ik was negen toen Cruijffbegon, in 1963 tegen GVAV.
Zat je op voetbal? Nee.
Dat lijkt me een essentiële eerste stap.
Ik zat op hockey en ben er op mijn 15de mee opgehouden, want ik vond het niet leuk. En als ik dat in interviews zeg, zegt mijn familie: ‘Nee, je kon er geen zak van, lul, zeg dat dan gewoon eerlijk’. Dus bij deze. Ik vond het koud, die stick trilt in je handen als je de bal slaat. Maar de feestjes waren leuk. Slijpen, aan meisjes zitten, dat heb ik toen geleerd.
Ik dacht dat je piano zou antwoorden. Je schijnt een groot liefhebber te zijn.
In Bergen staat een piano, maar dan controleer ik eerst of er echt niemand in huis is. Dan speel ik pas. Ik piel een beetje, maak kleine liedjes die ik nooit zal gebruiken. Verder ben ik vooral een idioot bewonderaar. Vooral van Alfred Brendel.
In de jaren 80 speelde hij alle sonates van Beethoven in één seizoen, onder meer in Amsterdam. Toen heb ik geld van mijn vader geleend om daarnaartoe te kunnen. Die heb ik allemaal in mijn uppie gezien. En twintig jaar later mocht ik een repetitie bijwonen. Toen heb ik op een zondagochtend op de aller-, allerachterste rij van het Concertgebouw naar hem zitten kijken. Mijn bek viel open.
Fantastisch! Na afloop werd ik aan hem voorgesteld, en toen vroeg hij of ik met hem wilde lunchen. Dat was alsof Cruijff het vroeg. Hij was heel geestig en vrolijk. ’s Avonds kwam er iemand naar me toe, en vroeg namens meneer Brendel of the funny guy with the round glasses met hem wilde souperen. Dat wilde the funny guy wel. Daarna hebben we elkaar nog een paar keer ontmoet. Dat wat hij deed, zo helemaal in je eentje de trap af, had ik ook wel willen doen. Ik kijk nu ook vol bewondering en ontroering naar de broertjes Jussen. Prachtig man, zo’n hele zaal betoveren met je toetsen.
Je zou het zelf kunnen proberen, in je laatste show.
Nee. Dat doe ik de piano niet aan.
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!