En? Wat kwam daaruit?
Van links naar rechts denkt iedereen in de politiek dat je in ieder geval de Nederlandse taal moet spreken. Maar mijn vader, die vanuit Japan naar Nederland kwam, spreekt helemaal geen Nederlands. Maar hij hoort er wel echt bij. Hij voegt echt iets toe aan het land, hij heeft hier veel gewerkt en bijgedragen.
Is dat dan het criterium? Dat je iets moet toevoegen?
Ja, moet dat überhaupt? Het is een hele brede vraag, ik weet niet wat de regels zijn. Hij werkte dertig jaar bij een Nederlands bedrijf, hij leunt niet op andere mensen en is zelfstandig. Ik heb nu twee totaal verschillende mannen geportretteerd, steeds in samenwerking met filmmaker Sarah Blok. Ik ben begonnen met mijn vader. Daarna Baba, de vader van een vriendin, hij is in Turkije geboren. Over beide vaders hebben we een film gemaakt, persoonlijke beelden. Wat de impact op hen is, om je tussen twee culturen te begeven.
En wat is die impact?
De relatie tussen ouder en kind ontwikkelt zich; eerst zorgt de ouder voor het kind, later draaien die rollen om: het kind gaat voor de ouder zorgen. Als de ouder uit een echt andere cultuur komt – zoals bijvoorbeeld bij mij –, dan draaien die rollen eerder om. De kinderen worden vertalers. En dan helpen ze niet alleen met de taal, maar ook met de gebruiken van het nieuwe land. Ik heb natuurlijk maar twee mannen gevolgd, maar ik merk dat andere biculturele mensen dit herkennen.
Hoe kijkt jouw vader terug op zijn verhuizing naar Nederland?
Het was allemaal niet zo’n heel bewuste keuze, het is hem een beetje overkomen. Hij is er nu wel blij mee, het gaat prima. Maar hij ervaart ook een ontheemd gevoel.
Dit onderzoek had je kunnen verwerken tot een artikel. Maar je maakt er mode van: een jas die aan de buitenkant een Hollandse regenjas is, en aan de binnenkant een kimono. Je maakt daarbij ook altijd een film. Waarom?
Mode is misschien te abstract om alleen daarmee een verhaal te vertellen. In de films vind ik het leuk om de mannen als mooie, flamboyante, vreemde vogels neer te zetten. En om ze, met de mode, op een koninklijke manier op een voetstuk te zetten. Mode wordt als discipline vooral al afgeschreven door mensen die zeggen ‘niks met mode’ te hebben. Dat heb je met film niet.
Je speelt in de eerste film met het conformisme waar identiteit óók over gaat. Er zijn in de film outsiders, die wel nadrukkelijk onderdeel van de samenleving zijn. Je zet ze op straat bijvoorbeeld, in de niet-alledaagse kleding die je hebt ontworpen.
Ja, precies. Het gaat ook over biculturaliteit. Ik wil clichés gebruiken. Ja, dan gebruik ik bijvoorbeeld de oude sportshirts van mijn vader, en daar naai ik tulpen van, of iets van een kimono. Natuurlijk had ik over deze materie ook een artikel kunnen schrijven. Maar met mode en film maak je het wat lichter. Er zit humor in.
Je blaast wat lucht in het debat.
Mode is minder politiek. Maar tegelijkertijd wil ik wel geëngageerde mode maken. En film is al minder abstract.
Het tweede project is nu klaar. Wat nu?
Er komt een film op tv die ik heb gemaakt met regisseur Teddy Cherim. Bij BNNVARA!
Kijk/lees/luister verder
Goodwill Dumping, zondag 29 september, NPO 3, 22:30 uur