‘Ah, dat ontroert me meteen. Ik ben nog altijd op zoek naar foto’s van hem uit die tijd, zoals ik ook nog steeds over hem schrijf. Hij is vorig jaar overleden aan leukemie, in een variant die vaker voorkomt bij mensen die met giftige gassen hebben gewerkt. Ik dacht altijd dat lassers goed beschermd waren, maar iemand zei laatst: misschien moet je er maar eens een zaak van maken.’
Jouw vader en zijn Turkse collega’s moesten bij in de haven regelmatig zwaarder en viezer werk moesten doen dan de Nederlandse werknemers.
Buitenlanders wilden voor henzelf en hun families in het buitenland veel geld verdienen. Mijn vader maakte veel extra uren, vaak in de weekenden, vaak vuil werk. Hij had niet de luxe om opdrachten te weigeren, want dan zeiden ze: daar is het hok van personeelszaken. We hadden thuis altijd geldzorgen, mijn zus en ik zochten al toen we jong waren baantjes. ’s Nachts stond ik vroeg op om het
AD
rond te gaan brengen.
Uit: 2Doc, Strijd om Istanbul
Heeft dat je jeugd getekend?
Ik koester warme herinneringen aan mijn jeugd. Ik was een verlegen, timide meisje dat met mijn ouders Turks sprak en met mijn zus Nederlands. Mijn eerste dag op de kleuterschool was verschrikkelijk, want ik begreep mijn juf niet. Mijn moeder was analfabeet en had moeite met de taal. Mijn moeder is heel slim, hè? Ze praat als Obama en al mijn Turkse vriendinnen zijn fan van haar. Mijn vader sprak iets beter Nederlands, omdat hij dat op zijn werk moest. Maar ik heb de taalachterstand altijd gevoeld, al vertaalde ik thuis op jonge leeftijd alles voor mijn ouders.
Wanneer begon het idee te gloren dat je de journalistiek in wilde?
Al op mijn dertiende speelde ik met mijn zus het
Journaal
na, dan was ik Fred Emmer. In het draaiboek stond dan ‘Fidan is journalist’. Mijn zus speelde André Hazes, want om een of andere reden trad hij op in het
Journaal
. Later, op de havo, wilde ik theater doen of journalistiek, omdat ik dat maatschappelijk-betrokkene interessant vond. Mijn zus had brochures van de School voor Journalistiek opgevraagd, die ik las en toen dacht ik: dit wil ik! Interviewen. Horen waarom mensen doen wat ze doen. Ik kon en kan me geen beter vak voorstellen.
In Utrecht werd je aangenomen bij Journalistiek. Ging je op kamers?
Dat mocht niet van mijn ouders. Het huis verlaten was onbespreekbaar. Volgens een Turks gezegde gaat een vrouw in een bruidsjurk of in een kist het huis uit. Niet dat mijn ouders dat zeiden, maar zo werd er wel gedacht. Ik was te timide om me ertegen te verzetten. En we hadden het geld er ook niet voor.
Wat vond je van het studentenleven? Wat vonden studenten van jou?
Ik voelde enorme achterstand. Medestudenten lazen van huis uit
de Volkskrant
of
NRC
, ik las af en toe een Turkse krant die mijn vader meenam. We keken veel films thuis, ik kende Sonja Barend en Mies Bouwman, ik dacht dat ik helemaal bij was. Maar ik had geen idee. Iedereen kwam ook uit een politiek nest. Wij stemden thuis PvdA, maar daar werd niet over gepraat. Op alle gebieden liep ik achter, zo gênant. Mijn medestudenten gingen uit en stonden vol in het leven, ik moest smoezen verzinnen waarom ik daar niet aan kon meedoen. Ze waren vaak ook zo bijdehand, wat ik overigens onder collega’s nog steeds -weleens zie. Dan denk ik: o ja, dat was het! Die houding.
Zaten er nog latere bekendheden tussen? Wie van je klasgenoten kunnen we kennen als journalist?
Jaha… Tja… Uit mijn klas toen… Eh… Geen idee eigenlijk. Ik kan niemand bedenken.
Nou, dat is toch ook wel een leuk besef?
In mijn tweede jaar had ik een leraar die mij en een paar Marokkaans-Nederlandse studenten eruit pikte en zei dat wij taalkundig een dusdanige achterstand hadden dat het nooit wat zou worden. Hij was ook echt niet aardig en op geen enkele manier onderbouwend. Heel neerbuigend. Hij zei volkomen gemeend: “Weet je wel zeker dat je journalist wil worden?” Ik vond dat verschrikkelijk en zijn woorden deden me veel verdriet. Iedere dag reisde ik uren, ik had altijd geldnood en werkte keihard. Ik vond het zo onterecht. Die man nam Nederlandse studenten mee uit, maar wij werden niet meegevraagd. Dat steekt als je jong bent.
Hoe heette die klerelijer?
Paul… dacht ik. Zijn achternaam heb ik verdrongen. Toen ik een paar jaar later mijn diploma haalde, heb ik een kopie op zijn deur geplakt. Dat voelde echt heel goed.
© Uit: 2doc: Strijd om Istanbul
Uit: 2doc: Strijd om Istanbul
In jouw essay Hoe lang nog zwijgen beschrijf je de slotscène van Billy Elliot, waarin de vader trots naar zijn balletdansende zoon zit te kijken. Is dat een beeld voor jouw vader?
Vooral nu mijn vader is overleden voel ik dat hij dat voor een deel was. Hij was niet zo streng en uiteindelijk ging hij mee in mijn emancipatie. Ik heb mijn vader echt overgehaald mee te doen aan mijn documentaire
Veerboot naar Holland
. Bij de viewing zat ik naar hem te kijken, want het ging ook over zijn drankprobleem. Hij zat schuin tegenover mij en dan zag ik een glinstering in zijn ogen. Later zei hij heel ingetogen dat ik het goed had gedaan.
Je vader dronk. Vergeef me mijn onwetendheid, maar was hij dan wel een moslim?
Ja, alleen niet zo praktiserend. In de jaren 80 is hij gestopt met drinken. Volgens mijn moeder had dat te maken met de geboorte van mijn broertje. Mijn vader heeft langzamerhand een proces meegemaakt waarin hij meer begon te bidden en vasten. Mijn moeder vastte al wel. Hij is door de jaren heen geloviger geworden. Zelf noemde hij dat ‘bidden om uiteindelijk toch in de hemel te komen. Een race tegen de dood’.
Ben jij moslim?
Ik heb daar toevallig eergisteren nog een stuk over geschreven. Toen mijn vader overleed heb ik gebeden volgens de regels van de islam. We hebben zijn sterven volgens islamitische regels begeleid: er kwam een oproepgebed waarin zijn naam en geboortedorp werden genoemd. Er zijn mensen die daar niets mee hebben, maar mij ontroerde dat. Er zijn heel veel dingen uit het geloof – het Suikerfeest, het vasten – die deel uitmaken van de culturele islam en dus van mij. Dat verdwijnt nooit.
Maar geloof je in God?
Nou, het is meer dat ik niet weet waarin ik geloof. Ik geloof wel dat er iets is, en dat maakt mij geloof ik een agnost.
Een ietsist?
Ja, dat klinkt beter. Ik geloof dat er meer is tussen hemel en aarde. Als ik heel erg gestrest ben of bang, ga ik bidden. Ik probeer dan kracht uit mezelf te halen. Voor het laatst heb ik gebeden bij de herdenking van de dood van mijn vader, in april, toen ik heb gebeden voor zijn ziel. Mijn moeder zegt dat we om de zoveel tijd voor hem moeten bidden om zijn ziel rust te geven. Ik moet zeggen dat ik daarin geloof, omdat mijn vader dat ook heel erg belangrijk vond. Soms heb ik het er moeilijk mee dat ik te weinig voor hem bid. Het is een worsteling tussen mijn hoofd en mijn hart. Rationeel kan ik niet geloven in een hiernamaals, maar mijn vader geloofde erin en ik hield zoveel van hem dat ik denk: dit ga ik hem niet afpakken. En ik wil niet riskeren dat het straks wel zo is, haha.
2Doc: Strijd om Istanbul
Kijk/lees/luister verder
Interview: Ronald Giphart spreekt Fidan Ekiz (het complete interview, VARAgids,
via Blendle
)
PS: kom 27 oktober naar het eerste
BNNVARA Festival
op de Westergas in Amsterdam! (
info
)