Chansons
© Floris van Bergen
Na hun zoektocht naar het Chanson in Parijs maakten Rob Kemps en Matthijs van Nieuwkerk het gelijknamige rijk met foto’s geillustreerde boek. Een voorpublicatie.
Op mijn achttiende werkte ik bij de friettent van Jos in Best. Een van de jongens die daar werkte was Robert. Zijn moeder Marijke fotografeerde. Zij had mij bij een playbackshow gefotografeerd en op een avond ging ik bij hen op zolder naar het resultaat kijken. Ze hadden muziek opstaan waar iedereen maar met een half oor naar luisterde. Maar opeens hoorde ik iets wat ik nog nooit had gehoord. Zonder er al te dramatisch over te doen zou je kunnen zeggen dat het was alsof ik door de bliksem was getroffen. ‘Wie is dat, die daar zingt?’ vroeg ik. Marijke wist het ook niet. Ze ging voor me in het vakje van de tuner kijken en zei: ‘Jacques Brul, of zoiets. O nee, het is Brel, ik las het verkeerd.’ Dank je wel Marijke, zonder dat moment was ik misschien nooit met hem in aanraking gekomen. Dat zou behoorlijk balen zijn. En misschien zou mijn leven wel heel anders gelopen zijn. Want Brel was voor mij op dat moment een unieke ervaring. Ik voelde gewoon dat dat iets heel bijzonders was. En door Brel ben ik later ook naar Parijs gegaan en heb ik die stad leren kennen.
Het bovenstaande vond ergens in 2003 plaats en Brel is overleden in 1978. Hij was, hoe treurig het ook klinkt, door het grote publiek al een beetje vergeten en de kans dat ik met zijn chansons in aanraking zou komen, was dus redelijk klein. Maar op die avond gebeurde het dus en ik was compleet verkocht. Toen ben ik alles over hem gaan opzoeken en op YouTube zijn muziek gaan beluisteren. Ik ging in die tijd vaak biljarten bij café Amicitia in Best en daar was een gast die een nummer van Julien Clerc aanvroeg, ‘Ce n’est rien’. Een heel vrolijk deuntje en dat vond ik ook heel mooi. Hij vroeg of ik van Franse chansons hield. ‘Ik heb thuis een hele collectie,’ zei hij. ‘Als je de volgende week weer komt, dan brand ik wel een cd’tje voor je.’ Een week later kwam hij inderdaad met een cd aan met nummers van Aznavour, Brel, Sardou, veel commerciële hits, maar ook een paar echte chansons. Er ging een wereld voor me open.
De man die voor mij dat cd’tje brandde – hij heet ook Rob – begon een jaar daarna zelf ook een kroeg, het Knooppunt Café in Best. En met hem ging ik na sluitingstijd dan altijd naar chansons luisteren. Dan zaten we lekker nog wat na te pilsen en draaiden we al die Franse helden. Op het eind draaiden we dan ook nog wel eens Eddy Wally. Om de druk eraf te halen, zal ik maar zeggen. Op een gegeven moment was ik zo vertrouwd geraakt met het werk van Brel dat ik in de kroeg nummers als ‘Bruxelles’ en ‘Madeleine’ gewoon mee ging zingen. En dat ging best lekker. Maar ik wist niet wat ik zong. We zetten gewoon die plaat op en ik had het zo vaak gehoord dat ik alles mee kon doen. Maar dus zonder dat ik wist waar het over ging.
De jaren daarna draaide ik iedere dag chansons. Ik bleef ze ook in de kroeg zingen. En door een boek dat ik van mijn vader had gekregen – met de vertaalde songteksten van Brel – wist ik nu ook wat Brel zong. Het vervelende was: als ik iets nieuws hoorde, wist ik niet waarover het ging. Daar baalde ik van. Als er een nummer van Aznavour werd gedraaid dat ik nog nooit had gehoord, dan vond ik het wel mooi en voelde ik het wel, maar er ontbrak toch iets aan. En toen dacht ik: wat zou het toch leuk zijn als het wel in één keer binnen zou komen, dat ik direct zou begrijpen waar het over ging. Als je een tekst van Cornelis Vreeswijk hoort, dan komt die direct binnen. Dat wil zeggen: als hij in het Nederlands zingt. Maar als hij in het Zweeds zingt, is het net zo mooi, maar dan begrijp je het toch niet. Dus toen besloot ik Frans te gaan leren. Ik was al wel een paar keer een weekend naar Parijs geweest, daar had ik onder andere Père-Lachaise ontdekt en al die beroemdheden die daar begraven zijn. Hoe gaaf zou het zijn om daar een tijdje te gaan zitten, Franse les te nemen en tegelijkertijd die stad verder te ontdekken? Ik had in Nederland al wel eens zo’n avondcursus Frans gevolgd, maar je gaat na afloop de deur uit en gaat voetballen en friet bakken en dan praat je weer Nederlands. Voor je het weet ben je alles weer kwijt. Dus ik heb via internet uitgezocht waar je in Parijs een kamer kon huren en wat voor mogelijkheden er waren om een cursus Frans te volgen.
Chansons
© Floris van Bergen
Ik was inmiddels 24, woonde op mezelf, maar mijn vader was en is nog steeds een van mijn beste vrienden. Toen ik met mijn Parijse plan bij hem kwam, zei hij direct: ‘Als dat serieus is, kan je dat beter doen dan in de kroeg zitten en voetballen, dus hier heb je van mij duizend euro als bijdrage in de kosten.’ Dat vond ik een fijne geste. Met het tonpraten had ik zelf ook best wat verdiend, dus ik had bij elkaar voldoende om het aan te durven. Nou moet ik voor de niet-Brabanders misschien eerst even uitleggen waar we het eigenlijk over hebben. Tonpraten is een stukje Brabants erfgoed. Wikipedia noemt het ‘een gebruik voorafgaand aan en tijdens carnaval, waarbij de tonprater een typetje speelt in een op een podium geplaatste ton en daarbij grappen in het plaatselijke dialect maakt’. Feitelijk helemaal juist, maar het is vooral een bindmiddel voor de plaatselijke en regionale samenleving.
Van tevoren ben ik nog een keer met de bus naar Parijs gegaan om daar alles voor te bereiden: kamer, cursus, Navigo (metropas) en al dat soort zaken. In juni vertrok ik echt. Ik had me voorgenomen om in ieder geval tot eind augustus te blijven en in die tijd elke dag met de Franse taal bezig te zijn. Ik had het geluk dat ik een geweldig woonadres vond: bij Marion en haar Chinese man Aken. Marion kwam uit Amsterdam en woonde al meer dan dertig jaar in Parijs. ‘Als je hier komt wonen, praten we alleen maar Frans,’ had ze tegen me gezegd, ‘want je komt uiteindelijk om de taal te leren.’ Dus toen ik me daar de eerste dag meldde, begon ik haar in hartstikke krom Frans uit te leggen hoe de busreis was gegaan en hoe blij ik was dat ik er was, enzovoort. Toen zei ze tegen mij: ‘Kom maar binnen, drink even wat en we praten de eerste twee dagen nog gewoon Nederlands. Dan kan je even aan alles wennen en daarna gaan we Frans praten.’ Want ze wilde natuurlijk ook wel dat ik mijn verhaal even goed kwijt kon. Ze hadden een schitterend huis op de grens van het negentiende en het twintigste arrondissement en behalve ik woonde er nog een Nederlandse student, die voor het gemak ook Rob heette.
We zaten allebei op de tweede verdieping en hadden samen een kleine badkamer en ieder een redelijk ruime kamer. Dus daar heb ik me geïnstalleerd. Ik had een foto bij me van mijn opa en oma van toen zij zestien en zeventien waren en die heb ik op het nachtkastje gezet. Dan werd het toch een beetje thuis. Zo begon mijn bestaan in Parijs.
Dit is een voorpublicatie uit het boek Chansons! van Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps. Wij geven tien exemplaren weg aan VARAgids abonnees! Winnen? Klik hier.
Chansons
© Floris van Bergen
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!