Coen Verbraak spreekt voor zijn nieuwe documentaire met veteranen van Dutchbat over de val van Srebrenica in 1995. De oud-soldaten voelen zich onder meer tekortgedaan door de media. Twan Huys en Gerri Eickhof, verslaggevers van toen, zijn het daar niet mee eens.
‘Hé, lafbek!’ Iemand riep het, achter hem.
Anne Mulder zat op de fiets, in zijn woonplaats Den Haag. Hij was onderweg naar de winkel, en omdat de regendruppels steeds harder uit de hemel kwamen vallen, had hij inderhaast een windjack van de kapstok gegrist. Het kledingstuk stamde van een paar jaar eerder, uit de tijd dat hij als militair gestationeerd was in Srebrenica, in Bosnië. Achterop prijkte de naam van zijn bataljon: Dutchbat. Dat had die schreeuwerd natuurlijk gezien. Hij fietste door. Mulder, tegenwoordig Tweede Kamerlid voor de VVD, schiet vol wanneer hij de anekdote vertelt. ‘Enorm gek dat me dat raakt (…). Maar als je niks kan doen, dan komt de machteloosheid terug.’
Anne Mulder
© Srebrenica – de machteloze missie van Dutchbat
Bovenstaand fragment zit in Srebrenica: De machteloze missie van Dutchbat, de nieuwe, driedelige documentaire van journalist Coen Verbraak. Daarin blikken oud-Dutchbatters terug op de dramatische gebeurtenissen rond de val van Srebrenica in 1995. De opzet doet denken aan een ander werk van Verbraak: niet de interviewserie Kijken in de ziel, maar het vierluik Onze jongens op Java (2019), dat bestaat uit ooggetuigenverslagen van veteranen uit de Dekolonisatieoorlog, die Nederland kort na de Tweede Wereldoorlog voerde tegen de voormalige kolonie Indonesië. De reeks won begin juni een Tegel voor beste journalistieke productie in de categorie Interview. Srebrenica komt eruit voort, zegt Verbraak. ‘Ik had gehoord dat Dutchbat-veteranen zich hadden herkend in die Indonesië-documentaire. Ga maar na: terugkomen uit een oorlog, geen waardering ontvangen voor je inzet, hoon over je heen krijgen. Toen ik bedacht dat de val van Srebrenica dit jaar een kwarteeuw oud zou zijn, wist ik: dit is het moment.’ Volgens de journalist voelen alle Dutchbatters zich tekortgedaan. Met name door de politiek, die hun opzadelde met een onmogelijke klus, maar ook vanwege de negatieve beeldvorming. ‘Je ziet het bij Anne Mulder. Ze kunnen niet eens zeggen dat ze beschadigd zijn geraakt, want ja: zij hebben toch geen donder uitgevoerd? Dat is pijnlijk. De Dutchbatters vinden dat hun door de media onrecht is aangedaan.’
Kijk aflevering 1 (De aanloop) hieronder terug:
Geschiedenis
Dit verhaal over Dutchbat en de Nederlandse media is niet te begrijpen zonder kennis van de jaren 90. Daarom: een korte geschiedenisles. Na het einde van de Koude Oorlog staken overal in Oost-Europa nationalistische krachten de kop op. In Joegoslavië verklaarden de deelrepublieken Slovenië en Kroatië zich in 1991 onafhankelijk. Een jaar later volgde Bosnië en Herzegovina. De multi-etnische samenstelling van dat land – met Kroaten, Serviërs en Bosnische moslims – leidde tot een gewelddadig conflict, waarin de internationale gemeenschap wilde bemiddelen. Nederland stuurde, onder de vlag van de Verenigde Naties, in 1993 een bataljon naar de stad Srebrenica: een enclave met een moslimbevolking die tot ‘veilig gebied’ was verklaard in een streek die door Bosnische Serviërs werd beheerst. Dit Dutchbat I – er zouden er nog drie volgen – had als missie die status te handhaven. Gezien het beperkte aantal militairen, de lichte bewapening en de opdracht om alleen ter zelfverdediging geweld te gebruiken diende van Dutchbat vooral een afschrikwekkende werking uit te gaan. Toch ging het twee jaar later mis. Dutchbat III moest op 11 juli 1995 toezien hoe Bosnische Serviërs onder leiding van Ratko Mladic de enclave onder de voet liepen. De beloofde luchtsteun van de VN bleef uit. De indringers vermoordden vervolgens bijna 9000 moslimmannen, in wat nu de eerste genocide van naoorlogs Europa heet. Een blamage voor Dutchbat – ook in de beeldvorming. Berucht werd de video van de vernederende ontmoeting tussen Mladic en luitenant-kolonel ‘overste’ Thom Karremans (‘Don’t shoot the piano player’). Beelden van feestende soldaten, die na de val Srebrenica hadden verruild voor de Kroatische hoofdstad Zagreb, lieten zich slecht rijmen met de eerste berichten over de massaslachting die naar buiten sijpelden. Een fotorolletje met bewijsmateriaal van moordpartijen sneuvelde in handen van de Militaire Inlichtingendienst. Toen de voorloper van het huidige NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in 2002 zijn onderzoek naar het drama presenteerde, bood minister-president Wim Kok het ontslag van zijn kabinet aan. ‘Srebrenica’ was uitgegroeid tot een politiek trauma.
Srebrenica - De machteloze missie van Dutchbat
© NIMH (Nederlands Instituut voor Militaire Historie)
Een ander verhaal
‘Ik dacht dat Dutchbat laf was geweest, en dat Nederland zich kapot moest schamen,’ zegt Verbraak. ‘Maar als je je erin verdiept, wordt het een ander verhaal.’ Voor zijn documentaire interviewde Verbraak negen oud-Dutchbatters, onder wie Karremans, en ontdekte dingen die hij nog niet wist. Bijvoorbeeld dat Srebrenica, dat in een vallei ligt, vanaf maart 1995 door de Bosnisch-Servische troepen werd afgeknepen. ‘Er kwamen geen wapens meer binnen, slechts een beetje water, en Dutchbatters die op verlof gingen mochten niet meer terugkomen. Van de 700 soldaten waren er in juli nog maar 300 à 350 over. Zij moesten 40.000 inwoners en vluchtelingen beschermen tegen 4000 Bosnische Serviërs, die veel beter bewapend waren.’ Ook besefte Verbraak dat het mandaat waarmee Dutchbat op pad was gestuurd lang niet zo helder was. Resolutie 819 van de VN-Veiligheidsraad eiste dat alle partijen in de oorlog in Bosnië Srebrenica moesten erkennen als ‘veilig gebied’ – maar dat begrip bleef ongedefinieerd. ‘Dutchbat diende de strijdende partijen te ontwapenen en toezicht te houden op hun gedrag. Voor bescherming van de enclave waren de soldaten er niet.’ Daar gingen de moslims ter plaatse echter wel vanuit. ‘Als je alleen Dutchbatters interviewt, loop je het gevaar dat je maar één van de facetten van het verhaal te horen krijgt,’ zegt Twan Huys wanneer hij de opzet van Srebrenica: De machteloze missie van Dutchbat verneemt. ‘Sommige hoofdrolspelers zaten niet in Dutchbat.’ Huys was tijdens de oorlogen in Joegoslavië bijna voortdurend op pad voor actualiteitenrubriek Nova. Het drama van Srebrenica herinnert hij zich naar eigen zeggen als de dag van gisteren: het heeft hem als journalist bepaald. Over het gevoel van de veteranen dat hun in de media onrecht is aangedaan: ‘Dat klopt niet. Als ik voor mezelf spreek, heb ik feiten naar boven gehaald en aan waarheidsvinding gedaan. Veel Dutchbatters kun je niets verwijten, maar sommige hebben zich misdragen. Die hebben nare dingen gedaan, of te snel meegewerkt met de Bosnische Serviërs. Dat is vervelend voor de mannen van Dutchbat, maar de kern van het verhaal is niet hun leed, maar het feit dat in Srebrenica een genocide heeft plaatsgevonden.’
Thom Karremans
© Srebrenica – de machteloze missie van Dutchbat
Genocide
Kort voor die fatale julimaand wist Huys een pas te bemachtigen van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. Vanaf dat moment mocht hij met alle VN-transporten en -helikopters mee: geen wegversperringen meer. Als een van de eerste Nederlandse journalisten arriveerde hij na de val van Srebrenica in de stad Tuzla, waar vluchtelingen uit de enclave naartoe trokken. ‘Met hulp van tolken heb ik een aantal vrouwen geïnterviewd. Ze vertelden over rivieren die gevuld waren met bloed. Dat zal wel overdrachtelijk bedoeld zijn, dacht ik. Maar ze hadden het over hun mannen en zonen die waren doodgeschoten.’ Huys maakte er een item van voor Nova. Niet veel later interviewde hij in de Kroatische havenstad Split de Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk. Die bevestigde de verhalen: in Srebrenica was ‘een genocide’ aan de gang. ‘Ik schrok geweldig,’ zegt Huys. ‘Maar in Nederland viel CDA-Kamerlid Jaap de Hoop Scheffer meteen over Pronk heen. Hij zou de manschappen in gevaar brengen. Sindsdien heb ik het dossier Srebrenica nooit meer losgelaten.’
Kijk aflevering 2 (De val) hieronder terug:
Joegoslavië-moeheid
Gerri Eickhof was een van de journalisten die voor het NOS-Journaal verslag deed van de oorlogen in Joegoslavië. Begin 1993 werd hij (met Harmen Roeland) tot specialist benoemd, wat leidde tot een verblijf van zes weken in het gebied. Die plannen werden in het voorjaar echter alweer verlaten vanwege een vermoede Joegoslavië-moeheid onder het kijkerspubliek. Het Journaal keerde terug naar het vertrouwde systeem waarin wisselende journalisten, onder wie Eickhof, verslag deden in binnen- en buitenland zodra dat gewenst was. Eickhof schat Srebrenica elf à twaalf keer bezocht te hebben, voor het eerst na de val van de enclave.
‘Ik denk niet dat Dutchbat het slachtoffer is geworden van de media,’ zegt de verslaggever. ‘Het is voor die soldaten niet prettig gegaan en als daarover bericht wordt, is dat vervelend. De NOS heeft niets aangedikt. We hebben de Dutchbatters vaak aan het woord gelaten.’ Niet alle veteranen voelen zich benadeeld, is zijn ervaring: het hangt er maar vanaf wie je spreekt. Eickhof oppert de mogelijkheid dat het sentiment te maken heeft met de toenmalige houding van Defensie ten opzichte van de pers. ‘Ik herinner me een voorlichtingssessie bij Defensie voor journalisten, begin jaren 90. Er werd materiaal getoond waar militairen mee moesten werken. Een van de instructies die ik las hadden ze kennelijk over het hoofd gezien: dat het maar beter was om niet met de pers te praten, want die kon je niet vertrouwen. Ik kan me dus voorstellen dat militairen met argwaan de berichtgeving bekeken en vrij snel vonden dat die niet goed was. Zelf ben ik in Joegoslavië ook tegen wantrouwen vanuit het leger aangelopen – al is dat in de loop der jaren echt wel minder geworden.’
'Het echte verhaal werd niet verteld'
Een belangrijke dag in de beeldvorming omtrent Dutchbat was zondag 23 juli. Het ministerie van Defensie organiseerde een feestelijke bijeenkomst in Zagreb voor de Nederlandse militairen uit de enclave. Minister Joris Voorhoeve, premier Kok en kroonprins Willem-Alexander waren aanwezig, er heerste opluchting over de vrijlating van Dutchbatters die door de Bosnische Serviërs gegijzeld waren geweest, er was muziek en bier. De NOS deed rechtstreeks verslag. Huys was toen al onderweg naar Nederland. ‘Ik weigerde daarbij te zijn,’ licht hij toe. ‘De regering wilde met de mantel der liefde bedekken wat zich in Srebrenica had afgespeeld, maar ik had van Dutchbatters al gehoord dat er vreselijke zaken gebeurd waren. Dutchbat-luitenant Ron Rutten had foto’s gemaakt van vermoorde moslimmannen – het beruchte fotorolletje dat op mysterieuze wijze is gewist. Of mijn vertrouwen in de overheid daardoor is aangetast? Dat is nog zacht uitgedrukt.’ Over de uitzending door de NOS: ‘Het was gezellig, vriendelijk. Het echte verhaal werd niet verteld.’ Eickhof erkent dat het ‘pijnlijke’ televisie is geweest. ‘Was de missie goed afgelopen, dan was zo’n feest begrijpelijk, maar nu niet. Weet wel dat velen niet precies wisten wat er in Srebrenica had plaatsgevonden.’ Werd op de redactievloer in Hilversum gediscussieerd over al dan niet uitzenden? ‘Geen flauw idee. Ik, en ook de meeste andere verslaggevers, zijn er niet bij betrokken geweest.’
Srebrenica - De machteloze missie van Dutchbat
© Wim Dijkema
Verkeerd uitgepakt
Het onderzoek naar Srebrenica door het NIOD bevatte een deelstudie naar de rol die de Nederlandse journalistiek had gespeeld. ‘Het trauma van Srebrenica is ook een trauma van de Nederlandse journalist,’ stond erin. De strekking luidde dat de media, net als de Nederlandse politiek, de gruwelen in Joegoslavië zagen als een aansporing om het moreel enig juiste te doen: militair ingrijpen. Toen dat in Srebrenica verkeerd uitpakte, veranderden ze van mening en kreeg Dutchbat er hard van langs. Eickhof: ‘Dat was wellicht aan het begin zo, in de tijd dat Joegoslavië uiteen begon te vallen. Het idee heerste dat Europa moest helpen, want er werd oorlog gevoerd in de eigen achtertuin.’
Ook Huys herinnert zich die stemming, maar herkent zich er niet in. ‘In opmaat naar Dutchbat I vonden veel journalisten misschien wel dat Nederland niet kon toekijken. Dutchbat I heeft het goed gedaan. Dutchbat II ook, maar Dutchbat III kon geen kant op. Ze hadden van alles te weinig: wapens, munitie en voedsel. Na de val van Srebrenica werd het verhaal over de massamoorden afgewenteld op het bataljon. Dat was onterecht. De soldaten hadden in omstandigheden gezeten waardoor zij hun werk niet goed konden doen. En ze hadden vreselijke dingen meegemaakt.’
Karremans schoof in 2011 aan bij Huys in Nieuwsuur voor een interview. ‘Hij gaf toe dat hij bang was geweest voor zijn treffen met Mladic. Hij had tegen zijn chauffeur gezegd: “Ga maar niet mee, want ik kom misschien niet levend terug.” Die man is ongewild een historisch figuur geworden in een nationaal trauma.’ Huys won voor het onderhoud de Sonja Barend Award voor het beste televisie-interview van het jaar. Kort voor het schrijven van dit artikel heeft hij nog contact gehad met Karremans, in een telefonisch privégesprek.
De journalist zegt uit Srebrenica lessen getrokken te hebben. ‘Wat ik geleerd heb, is dat goede journalistiek essentieel is om de verantwoordelijken verantwoordelijk te maken. Wij zijn er om de feiten naar boven te halen. Dat wist ik al, maar er is geen ander dossier dan Srebrenica waarin het zo scherp naar voren is gekomen.’
Eickhof doet op 11 juli verslag voor het Journaal van de herdenking in Srebrenica. ‘Het wordt een bijzondere bijeenkomst, 25 jaar na dato. Ik hoop er ook weer Dutchbatters te ontmoeten – daar wordt nu hard aan gewerkt. Daarna zou ik, eerlijk gezegd, het boek graag willen sluiten.’
Kijk aflevering 3 (De nasleep) hieronder terug:
Wil je meer informatie over wat er gebeurde in Srebrenica? Dat vind je hier.
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!