In Oogappels krijgt Pip te maken met straatintimidatie
© BNNVARA
In Oogappels krijgt Pip te maken met straatintimidatie; een veelvoorkomend probleem. Wat kun je doen als je zelf slachtoffer wordt? En misschien nog belangrijker: wat kun je doen als je het ziet gebeuren?
Straatintimidatie: het overkomt twee op de drie jonge meisjes en jonge vrouwen en één op de drie mannen. In de podcast Echte Oogappels gaat journalist Margreet Reijntjes erover in gesprek met socioloog Juliënne Beijer, die nu werkt als socioloog en voorlichting in sociale veiligheid geeft, maar in haar jongere jaren zelf ook slachtoffer werd van straatintimidatie.
‘Ik fietste in een jurkje over straat, en kreeg daar gelijk een opmerking over', herinnert Juliënne zich. 'Dat zette me aan het denken, van: doe ik het dan verkeerd? Had ik niet op de fiets moeten stappen met dit jurkje?’
Een andere keer werd ze tegengehouden in een fietstunnel door een man die haar vroeg waar ze heen ging en wat ze van plan was te doen. ‘Ik bevroor volledig en reageerde niet op zijn vragen. Uiteindelijk kon ik wegfietsen, maar de hele terugweg had ik hartkloppingen.’
Bij straatintimidatie is er sprake van ongewenst fysiek, verbaal of non-verbaal gedrag op straat of een andere openbare plek. Je kunt denken aan:
Een goed voorbeeld van straatintimidatie zien we in Oogappels. Als Pip op een avond haar fiets pakt op station Amersfoort, wordt ze achtervolgd door een onbekende man.
De ervaring van Pip is erg herkenbaar voor Juliënne. Nog steeds is ze erg waakzaam wanneer ze in het donker over straat moet. ‘Ik kijk in autospiegels naar wie er achter me loopt.'
In Oogappels deelt Pip uiteindelijk met Danny wat haar is overkomen. Hoewel Pip het gevoel heeft dat ze zich aanstelt, stelt Danny haar snel gerust. Hij laat haar merken dat hij volledig begrijpt waarom ze bang werd van de man.
Een moedige stap, legt Juliënne uit: ‘Veel slachtoffers willen het niet vertellen en niet erkennen (…) terwijl het juist meer zin heeft om erover te praten en het met elkaar te delen. En ook bij elkaar te bevestigen - “ja, dat is inderdaad eng" - wat hier in het fragment [van Pip en Danny] heel goed gebeurt.'
Naast erover praten kun je ook een melding maken bij de gemeente, op school of op een andere plek waar je last hebt van intimidatie. ‘Stel dat er binnen jouw gemeente vaak meldingen worden gemaakt, dan kunnen ze ook onderzoeken waar die meldingen vaak plaatsvinden en er maatregelen voor nemen.'
Voor omstanders is een belangrijke rol weggelegd. In Oogappels ziet Pip dat een – voor haar onbekende – vrouw wordt lastiggevallen in een bushokje. Om haar te helpen knoopt Pip een gesprek aan; hierbij doet ze alsof de vrouw een vriendin van haar is.
‘Wat Pip hier eigenlijk heel goed doet, is afleiding creëren’, zegt Juliënne. Pip kiest ervoor om het slachtoffer aan te spreken – niet de dader. Veel omstanders zijn volgens Juliënne onbewust bang dat ze fysiek zwakker zijn dan de dader en mogelijk gevaar lopen als ze ingrijpen. Hierdoor kiezen ze er vaak voor – hoe zonde ook – om niets te doen.
Een gesprek aanknopen met het slachtoffer – door je bijvoorbeeld voor te doen als een bekende – is dus een veilige én effectieve techniek. 'Pip vermijdt interactie met de dader, maar zorgt ervoor dat het slachtoffer zich veiliger voelt. De dader denkt: er is iemand bij die haar kent, ik druip maar af.’
Sinds 1 juni is straatintimidatie strafbaar. Dat zet vooral zoden aan de dijk op het gebied van bewustwording, stelt Juliënne. ‘Doordat het volgens de wet nu strafbaar is, wordt erover gepraat met elkaar. Zijn er discussies over. Dat betekent tenminste dat we het met elkaar erover hebben.’
Mogelijke daders zijn zich namelijk lang niet altijd bewust dat hun gedrag intimiderend is. ‘Sommige jongeren hebben geen idee hoe ze iemand moeten aanspreken of hoe ze moeten flirten. Ze hebben het nog nooit met iemand daarover gehad en er worden weinig grenzen gesteld aan dat gedrag. Juist door het hierover te hebben met elkaar, kunnen we grenzen gaan stellen.’
Thema's:
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!