Ik hou van Neil Diamond. Al heel lang. Achtendertig jaar om precies te zijn. Toen ik vier was zouden we naar de Smurfenfilm, maar die was uitverkocht. Mijn ouders besloten dat The Jazz Singer, een remake van de Al Jolson-Hollywoodklassieker, deze keer met Neil Diamond in de hoofdrol, ook wel kon. Ik mocht bij mijn moeder op schoot.
Ik was op slag verkocht.
Helemaal weg van Neil. Neil met een cowboyhoed. Neil met een glitterblouse. Neil in een spijkerbroek, liftend, met een gitaar. Met Laurence Olivier die zijn boze vader speelde, met mooie vrouwen (Lucy Arnaz!) die verliefd om hem waren, met ‘Love on the Rocks’, ‘Hello again’ en ‘America’.
Ik zeurde om de plaat en draaide het non-stop, zittend in een huisje van elpees (dubbelabums opengeklapt op de hoeken, de rest leunde ertegenaan en ik in het midden met mijn knuffel op schoot. Vandaag de dag was ik stellig gediagnostiseerd met een fraaie afkorting uit het autistisch spectrum).
Voor mijn vijfde verjaardag kreeg ik een multomap van de Troetelberen. Daarin zaten twee jaargangen van het Neil Diamond Fanclubblad en een brief die mijn vader aan de fanclub had geschreven om te vragen of ik erbij mocht. Het mocht. Ik werd het jongste lid. Ik spelde het fanclubblad. Als fanclubleden kregen wij voorrang bij de kaartverkoop, en zo kon het gebeuren dat ik als meisje van negen tussen vrouwen met plooirokken, makkelijke schoenen en praktische kapsels vooraan stond mee te zingen met ‘Sweet Caroline’. Ternauwernood, want ik was bijna Ahoy uitgezet. Ik had een tekening gemaakt, en die met een knijpbeestje uit mijn collectie pluche miniknuffels voor aanvang op het podium gegooid. ‘Keep up the good work, Neil’ had ik erop geschreven met geurstiften. Een boze beveiliger haalde het weg en waarschuwde mijn ouders; als zoiets nog één keer gebeurde kreeg ik een stadionverbod.
Tijden veranderden. Neil bleef. Ik werd volwassen en vond vrienden die ook van Neil hielden en na de albums die Rick Rubin produceerde was Neil ineens hip en stonden we tot onze verbazing tussen bebrilde hipsters ‘Sweet Caroline’ mee te zingen. Want Neil bleef spelen. Eindeloos.
Tot deze week. ‘Neil Diamond heeft Parkinson en stopt met touren’, meldde de NOS.
Vergankelijkheid is een bitch, dacht ik. ‘Neil Diamond dankbaar voor steun na bekentenis over Parkinson’, las ik de volgende dag. Neil bedankte iedereen via Twitter voor de aardige berichten.
Ik pakte mijn virtuele geurstiften en schreef:
Dear Neil,
When I was 4 years old, my parents took me to the cinema to see ‘The Jazz Singer’ (we were bound to see ‘The Smurfs’, but it was sold out).
You made such an impression that I took your albums to school to listen to on my kindergarten teachers lap. I’m 42 years old now and still listen to your music, especially at times when I’ve forgotten who I’m supposed to be. I wish I could give you some of the energy, inspiration and strength back you have given this little Dutch girl all her life. Hell Yeah, you did.
Love, Claudia
De volgende dag stond er een hartje bij mij bericht met de woorden: '@Neil-Diamond vindt je bericht leuk.'
Liefde, kunst en het vermogen te bewonderen. Dát is waar de wereld om draait.