Deadlinejunk der deadlinejunks Pieter Derks over zijn zenuwslopende manier van werken en zijn definitie van humor: ‘Ineens duikt ze op, uit een cocktail van stress, wanhoop, chagrijn en verbetenheid. Kortsluiting.’
Humor. Ik begrijp er nog steeds geen reet van. Ik zou nu natuurlijk heel pretentieus kunnen opschrijven hoe ik als vakman te werk ga, maar heel eerlijk gezegd doe ik maar wat. Elke woensdagochtend zit ik gespannen naar een leeg word-document te kijken. Ik zorg altijd wel dat ik keurig mijn huiswerk heb gedaan. Onderwerpen verzameld, alvast een geinige invalshoek opgeschreven, soms genoteerd op welke dag, tijdstip en zender ik een minister een ontzettend domme uitspraak hoorde doen, en dat allemaal in een klad-bestandje bij elkaar gezet. Een gedisciplineerde professional zou daarmee aan de slag gaan, er een coherent verhaal van maken en dat de avond van tevoren alvast opsturen zodat de bij de redactie weet wat ze te wachten staat. Niet dat ze zich met de inhoud willen bemoeien, ze zijn Jinek niet, maar ze willen altijd graag weten wat mijn laatste woorden zijn, zodat er geen ongemakkelijke stilte achteraankomt. Dat is namelijk nogal dodelijk, qua humor.
Maar de redactie weet inmiddels dat ik zo rond één voor half één, een kleine drie minuten voor de absolute deadline (namelijk het moment dat ik begin te praten) de tekst pas naar ze mail. Je hebt deadlinejunks, en je hebt Pieter Derks, die het weleens gepresteerd heeft om nog tijdens de aankondiging van de presentatrice zijn laatste woorden te tikken. Er gaat een dag komen dat ik een column begin voor te lezen en intussen nog het einde schrijf. Dat is het probleem met een deadlinejunk: hoe langer je verslaafd bent, hoe zwaardere deadlines je nodig hebt. Deadlines verder dan twee dagen doen me al niks meer, deadlines van 24 uur krijgen me soms nog een klein beetje in paniek, maar voor de echte rush moet ik een stemmetje in mijn hoofd horen dat zegt: je hebt nog twintig minuten en er staat nog geen letter op papier, je gaat jezelf ontzettend voor schut zetten op de nationale radio, hoe ga je dit oplossen, meneer de columnist?
Het zou natuurlijk helpen als ik een formule had. Een paar vuistregels waarmee je altijd wel een degelijke column af kan leveren. Maar ik ben ook nog eens een romanticus. Ik geloof dat een goede grap gewoon kortsluiting is. Dat je het niet moet wíllen begrijpen. Ik haat het als mensen technisch over humor praten, zinnen gaan ontleden tot set-ups en punchlines en call-backs , analyseren wat een grap nou goed maakt. Dat verhoudt zich ongeveer tot humor als de biologieles in de brugklas tot daadwerkelijke seks.
Goed. Terug naar de situatie: woensdagochtend, leeg scherm, naderende deadline. Meestal besluit ik dat dit wel een goed moment is om even de hond uit te gaan laten. Wandelen, bewegen, dat helpt. Vaak heb ik dan al wel een gevoel wat het onderwerp gaat worden, maar moet ik het nog even laten sudderen. Als ik mazzel heb schieten me tijdens de wandeling alvast twee scherpe grappen te binnen. Als ik pech heb sta ik wezenloos voor me uit te staren naast een kakkende hond. Meestal heb ik pech.
Terug bij de laptop ga ik eindelijk aan de sl – nee wacht, eerst even een kopje koffie pakken, heb ik nu wel verdiend. En dán: aan de slag.
Eén van de moeilijkste dingen is voorkomen dat het een mening wordt. Ik zoek altijd naar onderwerpen waar ik wat bij voel, maar liefst ook onderwerpen waar ik nog geen kant-en-klare mening over heb. Vragen zijn leuker dan antwoorden, grappiger ook, en als er één ding totaal overgewaardeerd wordt dan is het wel de mening. Natuurlijk schemert in zo’n column wel door wat ik ervan vind, want je moet ook weer niet geforceerd neutraal gaan lopen doen, maar kom op, nóg een witte man met een koophuis die ergens iets heel stelligs over vindt, ik geloof gewoon niet dat het land daar hunkerend op zit te wachten. En als het land daar wél op zit te wachten, dan moet het land zich nog maar eens goed achter de oren krabben. Ik probeer daar dus niet zomaar aan mee te werken.
Dit is meestal het moment dat ik maar gewoon begin te schrijven. Er zal toch íets op dat scherm moeten verschijnen. Nog een slok koffie, vingers op de toetsen en gaan. Zin schrijven, hardop voorlezen, voelen of ik het leuk vind om dit voor te lezen, zo ja, dan nog een zin schrijven, zo nee, zin weggooien en weer bij het eerste punt beginnen. Dat hardop voorlezen helpt enorm, want als ik daar vrolijk van word dan weet ik dat ik op het juiste spoor zit. Het gaat eigenlijk allemaal op gevoel, op ritme, energie, en nog een kopje koffie natuurlijk. Er is geen tijd meer om heel diep na te denken, of dingen heel zorgvuldig af te wegen, dat heb ik tijdens al dat getreuzel ervoor al gedaan. Nu moet er gewoon getikt worden, intussen links onderin beeld het aantal woorden in de gaten houden, en rechts onderin beeld de klok, en blijven schrijven, en weer even voorlezen, een afslag nemen, voelen dat het niet klopt, weer weggooien, van wat er over is gebleven de laatste zin nog een keer voorlezen, om te bedenken wat ik daarna zou willen zeggen, en verder tikken, en hier, op dit punt, het moment waarop ik eigenlijk vooral bezig ben mijn reet te redden, precies nú schrijf ik in een bijzinnetje soms ineens iets op waarvan ik denk: hee, wat geinig, laat ik daar even op doorgaan. Humor. Daar zal je haar hebben. Ineens duikt ze op, uit een cocktail van stress, wanhoop, chagrijn en verbetenheid. Kortsluiting.
Ik zal het eerlijk toegeven: ik kan me soms verkneukelen om mijn eigen grappen. Ik vind het heerlijk om een leuke zin drie keer aan mezelf voor te lezen. Het geeft lucht. Het bevrijdt me, van de stress, van het idee dat ik mee moet doen aan het meningencircus, van mijn eigen apathische deadlinegedrag. En ik heb ook eigenlijk helemaal niet het gevoel dat ik om mezelf zit te grinniken. Ik geniet gewoon van de grap die me overkomen is. Humor. Ik zal het nooit begrijpen – gelukkig maar.
De Nieuws BV maandag t/m vrijdag om 12:00 op NPO Radio 1