Glyfosaat is het meest verkochte landbouwgif ter wereld en zeer omstreden. Toch wordt het door de Europese Commissie toegelaten. Zembla onderzocht de invloed van de pesticide-industrie op die beslissing.
Glyfosaat, sinds de jaren 70 op de markt, is onder boeren nog steeds buitengewoon populair; het doodt namelijk al het onkruid. Maar onder wetenschappers neemt de bezorgdheid toe. Uit proefdieronderzoek blijkt bijvoorbeeld een verband met kanker. En er is mogelijk een verhoogd risico op de ziekte van Parkinson, maar daar wordt bij de toelating niet goed op getest, waarschuwen toxicologen en neurologen in koor. Toch is de controversiële onkruidverdelger opnieuw voor tien jaar goedgekeurd. Volgens de autoriteiten kan het middel veilig worden gebruikt.
Misschien denk – of hoop – je dat bij zoiets belangrijks als de goedkeuring van bestrijdingsmiddelen zuiver wetenschappelijke argumenten een rol spelen: iets is schadelijk of iets is niet schadelijk. En pas als het goedje gegarandeerd veilig is, komt het door de toelatingsprocedure. Maar zoals wel vaker wanneer er grote financiële belangen op het spel staan, probeert de pesticideproducent de besluitvorming te beïnvloeden. Eén van de meest beproefde tactieken is het creëren van onduidelijkheid en twijfel over de interpretatie van de feiten.
Het interview in de vrijstaande villa aan de rand van Ruston, een slaperig Amerikaans stadje in de zuidelijke staat Louisiana, dat wij maken voorZembla , zit er zo goed als op. Er hangt een pijnlijke stilte in de klassiek ingerichte woonkamer van statisticus Kenny Crump. ‘This was terrible,’ zegt de auteur van twee opmerkelijke glyfosaat-publicaties dan. Hij had zich de opnamen heel anders voorgesteld. ‘Ik wou dat ik hier nooit bij betrokken was geraakt.’
Achter hem schuifelen zijn echtgenote en dochter als nieuwsgierige figuranten door de woonkeuken. Als ze maar niet door het shot lopen, denk ik. ‘Het spijt mij dit te horen,’ zeg ik tegen de man die het afgelopen uur veel vragen kreeg, maar weinig wist te antwoorden. Een argeloze kijker zou medelijden kunnen voelen voor de wetenschapper op leeftijd, met zijn dunne witte haren, hangende schouders en ruitjesoverhemd met korte mouwen. ‘This was ridiculous ,’ zo gaat Crump verder en hij werpt een vertwijfelde blik in de lens van cameraman Remco Bikkers. ‘Waarom? Het waren heel normale vragen die we stelden, en…’ Crump valt me in de rede: ‘Het voelde als… well , je zou waarschijnlijk een goede advocaat zijn.’
Advocaten en rechtszaken spelen ook een rol, daarover straks meer. Maar ik ben tegenover hem gaan zitten als onderzoeksjournalist, en hoe ongemakkelijk dit interview ook is, het is een sleutelscène in ons verhaal, want Crump blijkt een omstreden hoofdrolspeler in het glyfosaat-dossier. Zembla -collega Vincent Harmsen, met wie ik al maanden onderzoek doe naar de herbeoordeling van glyfosaat, is zijn naam tegengekomen in het duizenden pagina’s dikke Europese beoordelingsdossier dat vorig jaar is gepubliceerd. Crumps onderzoek wordt aangehaald om een statistisch significant verband met kanker terzijde te schuiven.
Als statisticus heeft hij de uitkomsten van een aantal oudere dierstudies opnieuw geanalyseerd. Sommige proefdieren bleken na blootstelling aan glyfosaat kanker te krijgen. Crump komt in zijn reviewtot de conclusie dat het helemaal niet zeker is dat de muizen ziek werden dóór deze herbicide. Volgens hem zou dat ook heel goed ‘toeval’ kunnen zijn. En in het andere artikel stelt hij dat boeren met non-hodgkin lymfoom – een type kanker dat in verband wordt gebracht met glyfosaat – zich waarschijnlijk niet goed herinneren hoe vaak zij met de onkruidverdelger in aanraking zijn geweest. Hij oppert dat het bevolkingsonderzoek is vertroebeld door ‘recall bias’ , onnauwkeurigheid dus. Ik wil weten waar hij zijn claims op baseert. Heeft hij een medische achtergrond? Is hij gespecialiseerd in dierproeven? Nee. Heeft hij verstand van het menselijk geheugen? Nee. Maar als statisticus is hij ervan overtuigd dat er ‘absoluut geen verband’ is met kanker.
Op het eikenhouten tafeltje tussen ons in staan twee laptops. Wat er op die van hem staat, weet ik niet, want die blijft het hele gesprek dichtgeklapt. Waarschijnlijk zijn reactie op de gesprekspunten die Vincent hem van tevoren had gestuurd. Crump had zijn antwoorden namelijk al uitgeschreven, mailde hij weken voordat onze glyfosaat-reis door de Verenigde Staten zou beginnen. Hij kon dus weten dat ik benieuwd was naar zijn ‘expertise and background’ . Nu ik hem vraag naar de opvallende overeenkomsten tussen zijn glyfosaatstudies en het werk dat hij in het verleden heeft gedaan voor de asbest-, lood- en dieselindustrie lijkt hij onaangenaam verrast: ‘ I am not liking this.’
Ik draai mijn scherm naar de verbolgen statisticus toe en wijs hem op de studies waarin hij consequent gezondheidseffecten in twijfel trekt: ‘Ik zie een rode draad in uw carrière.’ Crump: ‘Er zijn veel onzekerheden bij het berekenen van risico’s.’
Daar is Harvard-hoogleraar Naomi Oreskes het op zich mee eens: gezonde scepsis hoort bij de wetenschap. Sterker nog, wetenschappers worden gedreven door nieuwsgierigheid. Maar pas op, waarschuwt ze, want die onzekerheid wordt ook gebruikt om de waarheid verhullen. Twee dagen eerder ontving ze ons in haar vakantiehuis in upstate New York. Oreskes is co-auteur van het baanbrekende boek Merchants of doubt , waarin ze beschrijft hoe grote bedrijven bewust twijfel zaaien over de schadelijke effecten van producten waaraan ze grof geld verdienen. Big Tobacco heeft zo decennialang strengere wetgeving tegengehouden. Want ja, weten we wel zeker dat mensen longkanker krijgen van tabak, is meeroken echt zo schadelijk, en wat te denken van luchtverontreiniging of ongezond eten? Oreskes legt in haar boek bloot hoe geraffineerd en planmatig deze ‘verschrikkelijke’ tactiek is ingezet. ‘Het is als een jujitsu move . Ze gebruiken de kracht van wetenschap en veranderen dat in een zwakte.’ Maar daarvoor hebben ze wel hulp nodig uit onverdachte hoek: ‘onderzoekers die bereid zijn to support their dirty work .’ Deze twijfelbrigade stortte zich op de discussies over alcohol en klimaatverandering, en dus ook op het glyfosaatdebat.
Dat chemiereus Bayer – sinds 2018 eigenaar van Monsanto – een probleem heeft, is wel duidelijk. Het kankeragentschap van de Wereldgezondheidsorganisatie concludeerde in 2015 dat glyfosaat ‘waarschijnlijk kankerverwekkend’ is. Sindsdien hebben duizenden Amerikaanse kankerpatiënten het bedrijf aangeklaagd omdat ze zeggen ziek te zijn geworden door glyfosaat. Het bedrijf heeft inmiddels al voor miljarden dollars schikkingen getroffen en is door jury’s veroordeeld tot het betalen van hoge schadevergoedingen. Uit vrijgegeven rechtbankstukken blijkt hoe Monsanto probeert om met behulp van ‘industry partners’ – lees bevriende wetenschappers en andere publicisten – de conclusies van de WHO in diskrediet te brengen. Hoe ver het bedrijf hierin gaat, en hoe deze misinformatie terecht is gekomen in Nederlandse media zie je in de Zembla -uitzending.
‘Noem jij mij een merchant of doubt ?’ Kenny Crump kijkt mij door zijn grote, donkere bril fel aan. Hij kan niet ontkennen dat hij geld kreeg van de asbestindustrie. Voor de tabaksindustrie heeft hij nooit gewerkt, beweert hij. Hoe het kan dat zijn cv opduikt tussen openbaar gemaakte archiefstukken van Philip Morris kan hij niet verklaren. ‘Daar heb ik geen controle over.’ Hij schreef zijn omstreden glyfosaat-artikelen samen met een voormalig Monsanto-consultant. ‘Maar ik heb nooit voor de glyfosaat-industrie gewerkt.’
Een paar weken later zitten Vincent en ik op de redactie van Zembla . We hebben net het weerwoord binnen van Bayer. De persvoorlichter schrijft dat de pesticideproducent Kenny Crump heeft ingehuurd als getuige-deskundige in één van de vele rechtszaken.
Dit artikel verscheen eerder in de VARAgids. Als eerste lezen? Word abonnee of vraag een gratis proefnummer aan.
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!