Er is een structureel tekort aan plekken in blijf-van-mijn-lijfhuizen. Daardoor moeten vrouwen in sommige gevallen noodgedwongen naar een hotel.
‘Het zal je maar gebeuren: je bent slachtoffer van huiselijk geweld, je vreest voor je leven en besluit: ik moet hier nu weg. Maar vervolgens blijkt het blijf-van-mijn-lijfhuis vol te zitten’, vertelt Wouter Bouwman in Dijkstra en Evenblij ter plekke. Het gebeurt steeds vaker. ‘De vrouwenopvang in Nederland loopt vast’, schrijft Slachtoffer Wijzer. ‘Het komt regelmatig voor dat er geen plek is voor vrouwen in acute problemen. Om toch onderdak te bieden, worden bedden op de gang geplaatst of zelfs hotelkamers geboekt.’
Hotelkamer
‘Wij bieden een noodbed aan slachtoffers die te maken hebben met heel acuut gevaar’, aldus Christel Dingerdis van de Blijf Groep in Noord-Holland. ‘Dan moet je echt denken aan leven of dood. Dan bieden wij altijd hulp. Die slachtoffers zullen we nooit in de kou laten staan. We zullen alles op alles zetten om een plekje te vinden. Dat is bij ons in het Oranjehuis, maar als daar de plekken vol zitten dan wijken we uit naar een hotel.’ Afgelopen jaar gebeurde dat negen keer, het jaar ervoor zeventien keer. ‘Iedere hotelplaatsing is er een te veel. (…) dat willen we liever niet. We hebben goede afspraken met hotels hier in de omgeving, veiligheidsafspraken. Maar je moet je voorstellen: je zit in een heel onveilige situatie en je neemt eindelijk de stap om daaruit te stappen en dan kom je op een hotelkamer waar niet 24/7 hulpverlening aanwezig is, zoals bij ons in het Oranjehuis. Met alle risico’s van dien, bijvoorbeeld dat een vrouw denkt: dan maar weer terug naar het geweld, want dat is wat ik ken.’
Wachten
Fatima kreeg te maken met huiselijk geweld en zocht haar heil bij een blijf-van-mijn-lijfhuis. ‘Ik moest per direct weg omdat mijn ex-man op dat moment op zakenreis was. Maar er was op dat moment geen plek. Dus ik moest even onderduiken. Via via kwam ik een adresje tegen. Na een tijdje werd ik gebeld door Veilig Thuis dat er een plekje voor me was gevonden, maar dat was in het zuiden van het land. Ik moest met het openbaar vervoer daarnaartoe. Dat was voor mij op dat moment niet te doen. Ik had mijn kinderen mee. Ik verkrampte gewoon van de angst, met de kinderen in het openbaar vervoer naar een onbekende plek. Dat was voor mij niet te doen, dus toen was het geparkeerd. Toen was er geen andere mogelijkheid en moest ik weer wachten.’
Tienduizend vrouwen
Jaarlijks kloppen zo’n tienduizend vrouwen aan bij een blijf-van-mijn-lijfhuis. In deze huizen zijn in totaal 475 plekken verdeeld over het hele land. Omdat het om acute hulp gaat, moet er bij binnenkomst direct iets gebeuren. Maar omdat er steeds vaker geen plek is worden vrouwen in sommige gevallen op een hotelkamer geplaatst. Dat is anders voor vrouwen die in aanmerking komen voor de reguliere opvang. ‘Vrouwen in structureel gewelddadige situaties moeten vaak enige tijd wachten op een plek. Vandaag ook: dan staan er drie vrouwen te wachten op een plek. Die kunnen we niet opvangen.’
Doorstroom
Er zijn structureel onvoldoende plekken, weet Dingerdis. In Noord-Holland is het probleem naar het lijkt opgelost: er komen zes plekken bij in de opvang. ‘Dat lijkt genoeg.’ Maar er is een structureel probleem dat zich over heel het land verspreidt. Het probleem, volgens Slachtoffer Wijzer: de doorstroom. Die is onvoldoende. Na de opvangperiode kunnen vrouwen vaak niet makkelijk doorstromen naar een eigen huis. Een klassiek kastje-naar-de-muur-verhaal. De gemeente wijst naar de woningbouwvereniging en andersom.
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!