Bij ongewenste kinderloosheid wordt vaak (onterecht) als eerste aan de vrouw gedacht. Maar hoe is het om als man ongewenst kinderloos te zijn?
Joost Kadijk wilde altijd al vader worden. ‘Ik had het idee dat ik een hele leuke vader zou zijn’, vertelt hij in Gaan!. ‘Ik kom uit een gezin met twee broers en een zusje. Zij hebben allemaal kinderen. Dus ik had het idee dat ik ook vader zou worden.’ Maar hij werd geen vader.
Voor een op de zes Nederlandse stellen is het krijgen van kinderen niet vanzelfsprekend. Als we spreken over ongewenste kinderloosheid dan gaat het vaak over de vrouw die geen moeder wordt. Maar zelden gaat het over de man die geen vader is.
‘Heel veel behandelingen richten zich op de vrouw. Als we het hebben over inseminatie of IVF, dan ligt de belasting daar veelal bij de vrouw. Die zie ik – als gynaecoloog – ook het vaakst’, aldus gynaecoloog en voortplantingsdeskundige dr. Jesper Smeenk bij Gaan!. Om die reden richt bijna als vanzelf alle aandacht zich op de vrouw. ‘Maar een kinderwens is een ‘paarprobleem’. Wij behandelen paren. Waarbij de belasting en het aantal keer dat mensen moeten komen voor het leeuwendeel bij de vrouw ligt.’ Dat is volgens Smeenk de reden dat de vrouw de afgelopen jaren voornamelijk in de aandacht heeft gestaan als het om kinderloosheid gaat. ‘Terecht, want het is een zwaar traject. Maar het is iets waar je sámen doorheen gaat. Dus het is echt van man en vrouw.’
‘We zijn – inclusief het medische traject – ongeveer twee à drie jaar bezig geweest. We kwamen elkaar tegen toen we halverwege dertig waren. We wisten al snel dat we bij elkaar wilden blijven en dat we kinderen wilden’, vertelt Kadijk. Stellen worden geacht eerst zelf een jaar lang te proberen om zwanger te worden, voordat ze daar hulp bij kunnen krijgen. ‘Wij gingen ervan uit dat wij, net als al onze vrienden, gewoon gezonde mensen waren en dat het bij ons ook wel zou lukken.’ Maar dat gebeurde niet. ‘Dan ga je het medisch circuit in.’
Het begin van een lang en uitputtend proces. ‘Je gaat echt de medische molen in.’ Na een hele trits aan onderzoeken blijkt dat een natuurlijke zwangerschap voor Kadijk en zijn partner niet mogelijk is. ‘Het lag aan ons allebei. (…) dat eerste slechtnieuwsgesprek voelt echt als een slecht rapport. Als falen. We hadden dat beiden niet verwacht en dat kwam dus ook heel hard aan.’
Er is dan nog een mogelijkheid tot zwangerschap via een zogenaamde ICSI-behandeling. Een vruchtbaarheidsbehandeling waarbij de zaadcellen kunstmatig in de eicel worden gebracht om de kans op bevruchting te vergroten. ‘Wij hebben goed nagedacht over of we dat wel willen. Want, je moet de natuur behoorlijk helpen. Er zit niks natuurlijks meer aan. Willen we de volgende stap zetten? Willen we de medische molen in of laten we de natuur zijn gang gaan en accepteren we dat we waarschijnlijk niet op een natuurlijke wijze zwanger worden?’ Ze kiezen ervoor de behandeling toch een kans te geven. ‘Anders waren we bang er spijt van te krijgen. Maar we hebben vooraf gezegd dat we drie pogingen zouden doen en daarna zouden stoppen. Dat heeft ons geholpen om te accepteren dat we dus geen kinderen hebben gekregen.’
Want na die drie pogingen is het niet gelukt. ‘We hadden verloren, we stonden met lege handen. Dan begint de volgende fase in je leven.’ Een fase die Kadijk een rouwproces noemt. Een moeilijke periode die ook door mannen en vrouwen anders wordt ervaren, denkt hij. ‘Het is natuurlijk een taboeonderwerp, want het gaat over je mannelijkheid, als je onvruchtbaar bent. Ik denk dat vrouwen daar makkelijker over kunnen praten dan mannen.’ Dat herkent Smeenk ook. ‘Mannen zijn daar niet zo open over. Die hele cultuur om dat te bespreken, die is er niet. Ik hoop dat dat meer komt. In de spreekkamer zie ik heel veel verdriet voor me zitten.’ Vaak is die spreekkamer de enige plek waar ruimte is voor dit verdriet. Met name mannen kunnen dit moeilijk op andere plaatsen kwijt, volgens Smeenk. ‘Op veel plaatsen voelen mannen niet de vrijheid of openheid om hierover te praten. (…) die mannen zijn relatief eenzaam hierin.’
Kadijk voelde zich ook eenzaam. ‘Ik kon het er heel goed met mijn vrouw over hebben.’ Maar hij miste het perspectief van de man in de verhalen over onvruchtbaarheid. ‘Ik kende geen mannen die in een IVF-traject zaten. Dus ik praatte er met mijn vrouw over, en een aantal van mijn beste vrienden wisten het en mijn familie. Maar ik had er graag met meer mannen over gepraat.’ Praten – in een lotgenotengroep bijvoorbeeld - kan namelijk enorm helpen. ‘Mannen lijden daar echt onder, omdat ze dromen in duigen zien vallen of omdat hun relatie eraan onderdoor gaat. (…) het is belangrijk om je hart te luchten. Mannen kunnen dat best in een omgeving waarin ze zich veilig voelen.’
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!