Een andere kijk op het hoger onderwijs | Joop.nl
• 16-03-2019
• leestijd 4 minuten
Bijna voorbij is de Onderwijs-Actieweek, die afgesloten is met een landelijke staking en demonstratie in Den Haag. Belangrijkste eisen: meer geld en minder werkdruk en bureaucratisering. Ook studentenbonden hebben hun achterban tot deelname opgeroepen.
Hetzelfde geldt voor de actiegroep WOinActie. Maar zijn de problemen in het hoger onderwijs eigenlijk wel vergelijkbaar met die in de rest van de Nederlandse onderwijssector?
Meer geld
Natuurlijk weten ook de universiteiten en hogescholen wel raad met het extra geld dat de regering ongetwijfeld zal vrijmaken, de snelste manier – vooral met het oog op de naderende verkiezingen – om de ontevredenheid in het onderwijsveld enigszins weg te nemen. Maar meer geld is niet beste oplossing. Alleen al omdat zij helemaal geen financiële problemen kennen, mede dankzij de instroom van buitenlandse studenten (zoals hier valt te lezen). Die enorme instroom heeft wel gezorgd tot een toenemende werkdruk maar om minimaal twee redenen leidt meer geld niet tot minder werkdruk.
Meer geld werkt averechts
Om te beginnen heeft niemand de universiteiten gedwongen om meer studenten uit het buitenland te accepteren. Integendeel, zij hebben zelf driftig geïnvesteerd in deze nieuwe inkomstenbron – waardoor hun overhead-kosten behoorlijk zijn gestegen. Wel moet worden gezegd dat zij vanuit de politiek zijn opgezadeld met allerlei perverse prikkels die schaalvergroting zo aantrekkelijk maken.
De hoogte van hun Rijksbijdrage is namelijk grotendeels gebaseerd op het aantal studenten die zijn ingeschreven voor de officiële studieduur: meestal drie jaar voor de bachelors en één jaar voor de masters. Bovendien worden ze beloond naar “het aantal voltooide bachelors en masters, waarvoor een diploma is verleend”, zeker om te vermijden dat luie of domme studenten zonder diploma de universiteit verlaten. Er is dus een dubbele prikkel om zoveel mogelijk studenten aan te trekken en vervolgens zo snel mogelijk naar de eindstreep te brengen, evt. met een genade-zesje voor de scriptie.
Een tweede reden waarom in het hoger onderwijs meer geld niet de oplossing is: het gaat naar alle waarschijnlijkheid naar activiteiten die de werkdruk juist groter maken. Bij de hogescholen wordt het geld vermoedelijk besteed aan extra stafmedewerkers en managers die onder het mom van onderwijsverbetering de docenten opzadelen met nog meer richtlijnen, evaluaties en andere onderwijskundige rimram, zoals de ervaring bij de Hanze-hogeschool leert. Universiteiten besteden het extra geld eerder aan meer onderzoek, bijvoorbeeld door tijdelijke onderwijskrachten de gelegenheid te geven eveneens onderzoek te verrichten. Want de eenheid van onderwijs en onderzoek is de heilige koe van de Nederlandse universitaire gemeenschap. Die echter tevens voor extra werkdruk zorgt. Want in de huidige beloningsstructuur zorgt niet het onderwijs maar het onderzoek voor de meeste overspannen medewerkers. Publiceren in de meest prestigieuze tijdschriften is immers vaak de enige manier om een vaste aanstelling te krijgen.
Contactuur
Kijk je alleen naar het onderwijs, dan hebben universitaire docenten het heel wat makkelijker dan de rest van het onderwijsveld. Bij een universitaire onderwijsaanstelling telt elk contactuur meestal voor vier tot vijf klokuren, te besteden aan voorbereiding van het onderwijs en aan tentamens maken en nakijken. In het hbo is deze verhouding eerder 1:2. Terwijl je in het voortgezet en basisonderwijs 25 contacturen moet draaien voor een fulltime baan.
Ook in een ander opzicht hebben universitaire docenten en hoogleraren geen reden tot klagen. Geef je slecht les op het voorgezet onderwijs, dan gaan de leerlingen zitten klieren. Als je daarop niet goed reageert, wordt je binnen de kortste keren weggepest. Heeft een hoogleraar te weinig onderwijskundige capaciteiten, dan blijven de studenten gewoon weg van de colleges. Of kijken ze wat vaker op hun smartphone als ze om pragmatische redenen toch naar college blijven komen.
Laat honderd university colleges bloeien
Wil je minder werkdruk en een grondige verbetering van het universitaire onderwijs, dan is de enige oplossing om niet de (publicerende) onderzoekers maar de docenten het heft in handen te geven; door onderzoek en onderwijs organisatorisch van elkaar te scheiden. Wat al is gerealiseerd bij de university colleges, waar de staf zich alleen bezighoudt met onderwijs en onderwijsgebonden onderzoek, en het onderwijs kleinschalig, intensief en interdisciplinair is. Waar de docenten geen last lijken te hebben van overmatige werkdruk. En waar de studenten dik tevreden zijn: de colleges krijgen een veel hogere score in de Keuzegids Universiteiten dan de overige universitaire opleidingen.
Probleem is wel dat er veel te weinig zijn. De tien university colleges die Nederland momenteel telt, zijn allemaal ondergebracht bij gevestigde universiteiten en hogescholen. Met andere wet- en regelgeving kunnen ze heel goed onder de vleugels van nieuwe organisaties floreren. Steeds meer voorbeelden, zoals thuiszorgorganisatie Buurtzorg en de Zweedse Handelsbanken, laten immers zien dat zelfsturende teams heel weinig overhead nodig hebben.
Ook op andere fronten is er ruimte voor diversiteit. Niet iedere college hoeft, zoals nu het geval is, Engelstalig te zijn, wonen op de campus verplicht te stellen, of zich te beperken tot de liberal arts and sciences. Bij economie, bedrijfskunde, psychologie en andere massastudies kunnen kleinschalige colleges eveneens voor een vruchtbare omslag zorgen. Stimuleer dat iedere universiteitsstad minimaal twee colleges krijgt. Meer wedijver maakt innovatief, zolang er niet wordt geconcurreerd op kwantiteit, zoals bij de huidige universiteiten en hogescholen het geval is, maar op onderwijskwaliteit. Dit kan worden gestimuleerd door de Rijksbijdrage degressief te maken: het bedrag per student wordt lager naarmate een instelling minder studenten telt, zoals ik hier voorstel.
Samenvattend: investeren in het onderwijs in de vorm van meer geld voor docenten is goed beleid, maar niet voor het hoger onderwijs. Daar moeten we het vooral hebben van nieuwe kleinschalige organisatievormen, zodat het primaire onderwijsproces de aandacht krijgt die het verdient.